Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. overdragen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overdragen (Nederlands) in het Spaans

overdragen:

overdragen werkwoord (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)

  1. overdragen (delegeren)
    transferir; traspasar; transmitir; delegar

Conjugations for overdragen:

o.t.t.
  1. overdraag
  2. overdraagt
  3. overdraagt
  4. overdragen
  5. overdragen
  6. overdragen
o.v.t.
  1. overdroeg
  2. overdroeg
  3. overdroeg
  4. overdroegen
  5. overdroegen
  6. overdroegen
v.t.t.
  1. heb overdragen
  2. hebt overdragen
  3. heeft overdragen
  4. hebben overdragen
  5. hebben overdragen
  6. hebben overdragen
v.v.t.
  1. had overdragen
  2. had overdragen
  3. had overdragen
  4. hadden overdragen
  5. hadden overdragen
  6. hadden overdragen
o.t.t.t.
  1. zal overdragen
  2. zult overdragen
  3. zal overdragen
  4. zullen overdragen
  5. zullen overdragen
  6. zullen overdragen
o.v.t.t.
  1. zou overdragen
  2. zou overdragen
  3. zou overdragen
  4. zouden overdragen
  5. zouden overdragen
  6. zouden overdragen
diversen
  1. overdraag!
  2. overdraagt!
  3. overdragen
  4. overdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overdragen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
delegar afvaardigen; delegeren; deputeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
delegar delegeren; overdragen afvaardigen; delegeren; deputeren
transferir delegeren; overdragen anders boeken; disloqueren; geld overmaken; gireren; overboeken; overbrengen; overhevelen; overplaatsen; overschrijven; overtappen; overzenden; overzetten; per postgiro betalen; roeren; standplaats veranderen; transponeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
transmitir delegeren; overdragen aangeven; aanreiken; afgeven; communiceren; geld overmaken; geven; omroepen; overboeken; overbrengen; overgeven; overhandigen; overleveren; overschrijven; overzenden; programma uitzenden; toesteken
traspasar delegeren; overdragen aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; overschrijden; overstappen; toesteken

Verwante definities voor "overdragen":

  1. het aan iemand anders (door)geven1
    • hij heeft deze ziekte op mij overgedragen1

Wiktionary: overdragen


Cross Translation:
FromToVia
overdragen heredar; ceder; dejar; legar bequeath — to give or leave by will
overdragen trasladar; transportar convey — to carry
overdragen transferir; ceder convey — to transfer legal rights

Verwante vertalingen van overdragen