Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. overleggen:
  2. overleg:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overleggen (Nederlands) in het Spaans

overleggen:

overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)

  1. overleggen (overwegen; beraadslagen)
    – het praten erover 1

Conjugations for overleggen:

o.t.t.
  1. overleg
  2. overlegt
  3. overlegt
  4. overleggen
  5. overleggen
  6. overleggen
o.v.t.
  1. overlegde
  2. overlegde
  3. overlegde
  4. overlegden
  5. overlegden
  6. overlegden
v.t.t.
  1. heb overlegd
  2. hebt overlegd
  3. heeft overlegd
  4. hebben overlegd
  5. hebben overlegd
  6. hebben overlegd
v.v.t.
  1. had overlegd
  2. had overlegd
  3. had overlegd
  4. hadden overlegd
  5. hadden overlegd
  6. hadden overlegd
o.t.t.t.
  1. zal overleggen
  2. zult overleggen
  3. zal overleggen
  4. zullen overleggen
  5. zullen overleggen
  6. zullen overleggen
o.v.t.t.
  1. zou overleggen
  2. zou overleggen
  3. zou overleggen
  4. zouden overleggen
  5. zouden overleggen
  6. zouden overleggen
en verder
  1. is overlegd
  2. zijn overlegd
diversen
  1. overleg!
  2. overlegt!
  3. overlegd
  4. overleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conferenciar beraadslagen; overleggen; overwegen confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; vergaderen
considerar beraadslagen; overleggen; overwegen aanmerken; aannemen; afwegen; bedenken; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; considereren; geloven; iets overwegen; in overweging nemen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden
deliberar beraadslagen; overleggen; overwegen bediscussiëren; bepraten; bespreken; doorpraten; doorspreken; overleg voeren; praten over; raad inwinnen; zich beraden

Verwante woorden van "overleggen":


Wiktionary: overleggen


Cross Translation:
FromToVia
overleggen consultar; debatir confer — discuss, consult
overleggen conversar; discutir discuss — to converse or debate concerning a particular topic
overleggen hablar; conversar talk — to communicate by speech
overleggen discutir; charlar discuterexaminer, débattre avec quelqu’un une question, une affaire avec soin, avec exactitude, et en bien considérer le pour et le contre.

overleg:

overleg [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overleg (beraadslaging; conferentie; samenkomst)
    – het praten erover 1
    la deliberación; la conferencia; el debate

Vertaal Matrix voor overleg:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conferencia beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst bijeenkomst; declamatie; declamering; inleiding; introductie; leesbeurt; lezing; manifestatie; proloog; recital; rede; redevoering; samenkomst; speech; spreekbeurt; toespraak; vergadering; versvoordracht; voorbericht; voordracht; voorlezing; voorwoord; zitting
debate beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst argument; debat; discussie; dispuut; gedachtenverandering; gedachtewisseling; geschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
deliberación beraadslaging; conferentie; overleg; samenkomst beraad; bespreken; reactie op; spreken over

Verwante woorden van "overleg":


Verwante definities voor "overleg":

  1. het praten erover1
    • er was een overleg over dat probleem1
  2. met gebruik van je verstand1
    • dat moet je met overleg doen1

Wiktionary: overleg

overleg
noun
  1. beraad, beraadslaging

Cross Translation:
FromToVia
overleg consideración consideration — the process of considering
overleg reunión meeting — gathering for a purpose