Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. pij:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pij (Nederlands) in het Spaans

pij:

pij [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pij (geestelijk gewaad; habijt)
    el hábito; la cogulla; el sayal
    • hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cogulla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sayal [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cogulla geestelijk gewaad; habijt; pij kerkgewaad; liturgisch gewaad; priesterlijk ambtsgewaad
hábito geestelijk gewaad; habijt; pij aanwending; algemeenheid; behandeling; gangbaarheid; gebruik; gebruikelijkheid; gewoonte; hantering; kerkgewaad; liturgisch gewaad; priesterlijk ambtsgewaad; traditie; usance; zede
sayal geestelijk gewaad; habijt; pij

Verwante woorden van "pij":

  • pijen

Wiktionary: pij


Cross Translation:
FromToVia
pij hábito habit — long piece of clothing worn by monks and nuns
pij hábito Kutte — (umgangssprachlich) von Mönchen getragenes, langes und weites Gewand, eigentlich: Habit
pij cogulla coule — Manteau à larges manches porté par les religieux et religieuses. Seul celui des moines a une capuche.