Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plagen (Nederlands) in het Spaans

plagen:

plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)

  1. plagen (treiteren; pesten; koeioneren; )
  2. plagen (sarren; uitdagen; pesten; )
    provocar; fastidiar; hacer rabiar; irritar

Conjugations for plagen:

o.t.t.
  1. plaag
  2. plaagt
  3. plaagt
  4. plagen
  5. plagen
  6. plagen
o.v.t.
  1. plaagde
  2. plaagde
  3. plaagde
  4. plaagden
  5. plaagden
  6. plaagden
v.t.t.
  1. heb geplaagd
  2. hebt geplaagd
  3. heeft geplaagd
  4. hebben geplaagd
  5. hebben geplaagd
  6. hebben geplaagd
v.v.t.
  1. had geplaagd
  2. had geplaagd
  3. had geplaagd
  4. hadden geplaagd
  5. hadden geplaagd
  6. hadden geplaagd
o.t.t.t.
  1. zal plagen
  2. zult plagen
  3. zal plagen
  4. zullen plagen
  5. zullen plagen
  6. zullen plagen
o.v.t.t.
  1. zou plagen
  2. zou plagen
  3. zou plagen
  4. zouden plagen
  5. zouden plagen
  6. zouden plagen
en verder
  1. ben geplaagd
  2. bent geplaagd
  3. is geplaagd
  4. zijn geplaagd
  5. zijn geplaagd
  6. zijn geplaagd
diversen
  1. plaag!
  2. plaagt!
  3. geplaagd
  4. plagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

plagen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de plagen (kwellingen; rampen; verschrikkingen)
    la pesadillas; la desgracias; el horrores

Vertaal Matrix voor plagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desgracias kwellingen; plagen; rampen; verschrikkingen beproevingen; ellendes; gruwels; ongelukken; ongevallen; tegenslagen
fastidiar treiteren
horrores kwellingen; plagen; rampen; verschrikkingen afschuwelijkheden; ellendes; gruwelen; gruwels; wandaden
pesadillas kwellingen; plagen; rampen; verschrikkingen ellendes; gruwelen; gruwels; wandaden
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastidiar jennen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken dwarszitten; ergeren; etteren; foppen; geringschatten; harrewarren; in de maling nemen; irriteren; klagen; lastigvallen; minachten; neerkijken op; op de zenuwen werken; op zijn hart hebben; te pakken nemen; teisteren; verachten; vervelen; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren
hacer la puñeta koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
hacer rabiar jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
incordiar koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden; zemelen
irritar jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
molestar koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren harrewarren; lastigvallen; molesteren; storen; teisteren; wegpesten
provocar jennen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; activeren; adviseren; bemoedigen; berokkenen; bezielen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; porren; provoceren; raden; souffleren; stimuleren; suggereren; teweegbrengen; toemoedigen; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten

Verwante woorden van "plagen":


Verwante definities voor "plagen":

  1. erdoor gehinderd worden1
    • hij wordt geplaagd door kiespijn1
  2. voor de grap boos proberen te maken1
    • mijn broers plagen hun zusje altijd1

Wiktionary: plagen

plagen
verb
  1. iemand lastigvallen

Cross Translation:
FromToVia
plagen molestar; fastidiar badger — pester
plagen burlar; torear; chacotear; tomar el pelo banter — to tease mildly
plagen burlarse; molestar; tomar el pelo tease — to poke fun at
plagen irritar; acuciar; molestar agaceraffecter d’une irritation nerveuse.

plagen vorm van plag:

plag [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de plag (zode; graszode)
    el césped
    • césped [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
césped graszode; plag; zode gazon; gras; grasmat; grasperk; grastapijt; grasveld; mat

Verwante woorden van "plag":