Nederlands

Uitgebreide vertaling voor plan (Nederlands) in het Spaans

plan:

plan [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de plan (voornemen; opzet)
    el propósito; la intención; el designio; la disposición
  2. de plan (planning; opzet)
    el plan; la meta; el objetivo; el objeto; el proyecto
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • objetivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • objeto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de plan (project)
    el proyecto; el plan
    • proyecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. de plan (niveau; laag; peil; stand)
    el nivel; el gradación; el piso; el llano; la altura; el propósito; el estándar; la norma
    • nivel [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gradación [el ~] zelfstandig naamwoord
    • piso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • llano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • altura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • propósito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • estándar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • norma [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. de plan (gedrag; besturing; houding; leiding; rijrichting)
    la cotización; la cambio de acciones

plan

  1. plan
    el plan
    • plan [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor plan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altura laag; niveau; peil; plan; stand hoogte; hoogtelijn; lichaamslengte; niveaulijn; uit de hoogte doen; verhevenheid
cambio de acciones besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting
cotización besturing; gedrag; houding; leiding; plan; rijrichting koersnotering; notering; offerte; prijsopgave; wisseltarief
designio opzet; plan; voornemen
disposición opzet; plan; voornemen afgifte; afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; bezorging; geleverde; gemoedsgesteldheid; gereedheid; gezindheid; hiërarchie; indeling; instelling; leverantie; levering; overeenkomst; overtuiging; paraatheid; psychische toestand; rang; rangorde; regeling; schikking; stemming; tendentie; vaststaande mening; vereffening; verrekening; volgorde
estándar laag; niveau; peil; plan; stand maatstaf; standaard; toetssteen
gradación laag; niveau; peil; plan; stand graad; gradatie; mate; niveau; peil
intención opzet; plan; voornemen bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; geneigdheid; gerichtheid; inhoud; neiging; oogmerk; oriëntatie; strekking; tendens; trend; voornaamheid; wat ergens in zit; welgemanierdheid
llano laag; niveau; peil; plan; stand
meta opzet; plan; planning doel; doeleinde; doelschijf; intentie; inzet; moedwil; oogmerk; streven; toeleg; voornemen
nivel laag; niveau; peil; plan; stand buil; bult; effenheid; graad; gradatie; kneuswond; kneuzing; letsel; mate; niveau; peil; pijlhoogte; vlak; vlakheid
norma laag; niveau; peil; plan; stand commandovlag; maatstaf; norm; orde; regel; regeling; reglement; toetssteen; voorschrift; wet
objetivo opzet; plan; planning aandrang; doel; doeleinde; doelschijf; doelstelling; drang; einddoel; intentie; inzet; moedwil; oogmerk; streven; toeleg; voornemen; voorzetlens
objeto opzet; plan; planning artikel; ding; doel; doelschijf; doelwit; goed; intentie; item; mikpunt; moedwil; object; oogmerk; voornemen; voorwerp; zaak
piso laag; niveau; peil; plan; stand appartement; etage; etagewoning; flat; verdieping; woonlaag
plan opzet; plan; planning; project intentie; moedwil; oogmerk; schema; toeleg; voornemen
propósito laag; niveau; opzet; peil; plan; stand; voornemen deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; geneigdheid; gerichtheid; neiging; oogmerk; oriëntatie; tendens; toeleg; trend; voornaamheid; welgemanierdheid
proyecto opzet; plan; planning; project intentie; moedwil; oogmerk; project; toekomstmuziek; toeleg; verhandeling; voornemen; werkstuk
- concept; opzet
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
nivel dimensieniveau; laag; niveau
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
llano alledaags; diep; eenvoudig; gewoon; laag; laag liggend; licht; lichtwegend; natuurlijk; niets bijzonders; ongekunsteld; ordinair
objetivo koel; nuchter; objectief; onpartijdig; zakelijk

Verwante woorden van "plan":

  • plannen, plans, plantje, plantjes

Synoniemen voor "plan":


Verwante definities voor "plan":

  1. voorlopig ontwerp van iets1
    • hij legde zijn plan aan de directie voor1
  2. uitgewerkte beschrijving of tekening1
    • je moet je precies aan het bouwplan houden1

Wiktionary: plan

plan
noun
  1. een voorgenomen handelswijze

Cross Translation:
FromToVia
plan agenda; programa agenda — temporally organized plan
plan hoja de ruta blueprint — any detailed plan of action
plan copia de plano blueprint — any detailed technical drawing
plan replanteo; plano de replanteo layout — map or a drawing of a construction site
plan plan plan — set of intended actions
plan intención; fin; objetivo; finalidad; blanco dessein — Intention d’exécuter quelque chose (sens général)
plan plano; plan; mapa plan — À classer
plan proyecto; plano; plan projetdessein, idée de ce qu’on penser réaliser, conception des moyens qu’on croire utiles pour exécuter ce qu’on médite.
plan intención; propósito proposparole échanger dans la conversation.

plan vorm van plannen:

plannen werkwoord (plan, plant, plande, planden, gepland)

  1. plannen
    planear; planificar; programar
  2. plannen
    programar

Conjugations for plannen:

o.t.t.
  1. plan
  2. plant
  3. plant
  4. plannen
  5. plannen
  6. plannen
o.v.t.
  1. plande
  2. plande
  3. plande
  4. planden
  5. planden
  6. planden
v.t.t.
  1. heb gepland
  2. hebt gepland
  3. heeft gepland
  4. hebben gepland
  5. hebben gepland
  6. hebben gepland
v.v.t.
  1. had gepland
  2. had gepland
  3. had gepland
  4. hadden gepland
  5. hadden gepland
  6. hadden gepland
o.t.t.t.
  1. zal plannen
  2. zult plannen
  3. zal plannen
  4. zullen plannen
  5. zullen plannen
  6. zullen plannen
o.v.t.t.
  1. zou plannen
  2. zou plannen
  3. zou plannen
  4. zouden plannen
  5. zouden plannen
  6. zouden plannen
en verder
  1. ben gepland
  2. bent gepland
  3. is gepland
  4. zijn gepland
  5. zijn gepland
  6. zijn gepland
diversen
  1. plan!
  2. plant!
  3. gepland
  4. plannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor plannen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
planear zweefvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
planear plannen bedenken; fantaseren; indelen bij; planeren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zweefvliegen
planificar plannen
programar plannen programmeren

Verwante woorden van "plannen":


Wiktionary: plannen


Cross Translation:
FromToVia
plannen calcular calculate — (intransitive) plan
plannen planear plan — to create a plan for
plannen planear; tener intención de plan — to intend

Verwante vertalingen van plan