Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pracht (Nederlands) in het Spaans

pracht:

pracht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pracht (praal; glans; luister; pronk)
    la ostentación; el esplendor; el adorno; el lustre; el brillo; la gloria; el glande; el resplandor; la pompa; el boato; la fastuosidad; la brillantez
  2. de pracht (luxe; overvloed; weelderigheid; weelde)
    el lujo; la riqueza; la magnificencia; la abundancia; la grandeza; la suntuosidad; la plétora; la profusión
  3. de pracht (schoonheid)
    la belleza; la hermosura; la preciosidad

Vertaal Matrix voor pracht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abundancia luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid buitensporigheid; exces; overdaad; overdadig zijn; overmaat; overvloed; overvloedig zijn; overvloedigheid; rijkdom; rijkelijke maat; rijkelijkheid; surplus; talrijkheid; teveel; veelheid
adorno glans; luister; praal; pracht; pronk benodigde; corsage; decor; decoratie; decoreren; draperie; garnering; kwik; kwikzilver; monstering; opluistering; opschik; opsieren; opsiering; opsmuk; opsmukken; ornament; ornamentiek; outfit; outillage; sieraad; sierstuk; sierwerk; smuk; toneeldecoratie; tooi; uitdossing; uitmonstering; uitrusting; uitzet; verfraaiing; versieren; versiering; versieringen aanbrengen; versiersel
belleza pracht; schoonheid fraaiheid; kanjer; knapheid; mooiigheid; schoonheid; spetter; stuk
boato glans; luister; praal; pracht; pronk vlagvertoon
brillantez glans; luister; praal; pracht; pronk glans; luister; schitteren
brillo glans; luister; praal; pracht; pronk flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; geglinster; getintel; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; glitter; gloed; levenslicht; licht verspreiden; luister; schijn; schijnen; schijnsel; schitteren; schittering; sprankelen; straling; tinteling; voorwending
esplendor glans; luister; praal; pracht; pronk fonkelen; fonkeling; glans; glanslaag; glitter; luister; schitteren; schittering; sprankelen; uiterlijk vertoon
fastuosidad glans; luister; praal; pracht; pronk branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepperij; praalzucht; snoeverij
glande glans; luister; praal; pracht; pronk
gloria glans; luister; praal; pracht; pronk eer; eergevoel; gelukzaligheid; gezegende toestand; glorie; heerlijkheid; heil; huldeblijk; trots; verlossing; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
grandeza luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid grandeur; grootschaligheid; grootsheid; indrukwekkendheid
hermosura pracht; schoonheid fraaiheid; knapheid; mooiigheid; schoonheid
lujo luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
lustre glans; luister; praal; pracht; pronk
magnificencia luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid weidsheid
ostentación glans; luister; praal; pracht; pronk branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepperij; praalzucht; snoeverij
plétora luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
pompa glans; luister; praal; pracht; pronk branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; gepraal; grootspraak; opschepperij; praalzucht; processie; snoeverij; staatsie; stoet; uiterlijk vertoon
preciosidad pracht; schoonheid fraaiheid; mooiigheid
profusión luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
resplandor glans; luister; praal; pracht; pronk flakkering; flikkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glans; glanslaag; glinstering; glitter; gloed; klatergoud; levenslicht; luister; schijn; schijnsel; schitteren; schittering; straling; voorwending
riqueza luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid financiële middelen; geldelijk vermogen; geldmiddelen; kapitaal; rijkdom; rijkheid; vermogen
suntuosidad luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
brillo helderheid

Verwante woorden van "pracht":

  • prachten

Wiktionary: pracht


Cross Translation:
FromToVia
pracht gloria glory — great beauty or splendour
pracht pompa; desfile; gala pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.
pracht pompa splendeur — Maginificence