Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sjansen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sjansen (Nederlands) in het Spaans

sjansen:

sjansen werkwoord (sjans, sjanst, sjanste, sjansten, gesjanst)

  1. sjansen (flirten; lonken)

Conjugations for sjansen:

o.t.t.
  1. sjans
  2. sjanst
  3. sjanst
  4. sjansen
  5. sjansen
  6. sjansen
o.v.t.
  1. sjanste
  2. sjanste
  3. sjanste
  4. sjansten
  5. sjansten
  6. sjansten
v.t.t.
  1. heb gesjanst
  2. hebt gesjanst
  3. heeft gesjanst
  4. hebben gesjanst
  5. hebben gesjanst
  6. hebben gesjanst
v.v.t.
  1. had gesjanst
  2. had gesjanst
  3. had gesjanst
  4. hadden gesjanst
  5. hadden gesjanst
  6. hadden gesjanst
o.t.t.t.
  1. zal sjansen
  2. zult sjansen
  3. zal sjansen
  4. zullen sjansen
  5. zullen sjansen
  6. zullen sjansen
o.v.t.t.
  1. zou sjansen
  2. zou sjansen
  3. zou sjansen
  4. zouden sjansen
  5. zouden sjansen
  6. zouden sjansen
en verder
  1. ben gesjanst
  2. bent gesjanst
  3. is gesjanst
  4. zijn gesjanst
  5. zijn gesjanst
  6. zijn gesjanst
diversen
  1. sjans!
  2. sjanst!
  3. gesjanst
  4. sjansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sjansen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coquetear flirten; lonken; sjansen aan de scharrel zijn; flirten; koketteren; scharrelen
echar ojeadas flirten; lonken; sjansen
flirtear flirten; lonken; sjansen aan de scharrel zijn; flirten; scharrelen; snuffelen aan