Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. slagvaardigheid:
  2. slagvaardig:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slagvaardigheid (Nederlands) in het Spaans

slagvaardigheid:

slagvaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de slagvaardigheid
    la agudeza
    • agudeza [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor slagvaardigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agudeza slagvaardigheid adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; bitsheid; bitsigheid; brein; canard; doorzicht; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; goed werkend oog; goochemheid; grap; grol; hersens; intelligentie; inzicht; kattigheid; kwinkslag; pienterheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpziendheid; scherpzinnigheid; scherts; schranderheid; slimheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; verstand; vinnigheid

Verwante woorden van "slagvaardigheid":


slagvaardig:

slagvaardig bijvoeglijk naamwoord

  1. slagvaardig (ad rem; wakker)
    despierto; despejado; alerta

Vertaal Matrix voor slagvaardig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alerta alarm; alert; hulpgeroep; hulpkreet; melding; noodkreet; waarschuwing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alerta ad rem; slagvaardig; wakker aandachtig; alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; hoede; omzichtig; oplettend; opmerkzaam; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
despejado ad rem; slagvaardig; wakker duidelijk; helder; klaar; onbewolkt; overzichtelijk; verhelderend
despierto ad rem; slagvaardig; wakker adrem; behendig; bekwaam; bezet; bij de pinken; bijdehand; clever; druk; drukbezet; geagiteerd; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; handig; kien; kundig; leep; levendig; loos; pienter; raak; schrander; slim; sluw; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; verhit; vernuftig; zoekgeraakt

Verwante woorden van "slagvaardig":

  • slagvaardigheid, slagvaardiger, slagvaardigere, slagvaardigst, slagvaardigste, slagvaardige