Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smachten (Nederlands) in het Spaans

smachten:

smachten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het smachten (verlangen; wensen; zucht; begeren; lust)
    la espera; el deseo; el requerimiento; el suspiro; el aguijón; el avance; el anhelo; la tirantez; el afán; el ardor; la ansiedad; el ansia; el requisito
    • espera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • deseo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • requerimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • suspiro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aguijón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • avance [el ~] zelfstandig naamwoord
    • anhelo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tirantez [la ~] zelfstandig naamwoord
    • afán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ansiedad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ansia [el ~] zelfstandig naamwoord
    • requisito [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. het smachten (hunkeren; verlangen)
    la ansia
    • ansia [la ~] zelfstandig naamwoord

smachten werkwoord (smacht, smachtte, smachtten, gesmacht)

  1. smachten (kwijnend verlangen; snakken; kwijnen)

Conjugations for smachten:

o.t.t.
  1. smacht
  2. smacht
  3. smacht
  4. smachten
  5. smachten
  6. smachten
o.v.t.
  1. smachtte
  2. smachtte
  3. smachtte
  4. smachtten
  5. smachtten
  6. smachtten
v.t.t.
  1. heb gesmacht
  2. hebt gesmacht
  3. heeft gesmacht
  4. hebben gesmacht
  5. hebben gesmacht
  6. hebben gesmacht
v.v.t.
  1. had gesmacht
  2. had gesmacht
  3. had gesmacht
  4. hadden gesmacht
  5. hadden gesmacht
  6. hadden gesmacht
o.t.t.t.
  1. zal smachten
  2. zult smachten
  3. zal smachten
  4. zullen smachten
  5. zullen smachten
  6. zullen smachten
o.v.t.t.
  1. zou smachten
  2. zou smachten
  3. zou smachten
  4. zouden smachten
  5. zouden smachten
  6. zouden smachten
en verder
  1. ben gesmacht
  2. bent gesmacht
  3. is gesmacht
  4. zijn gesmacht
  5. zijn gesmacht
  6. zijn gesmacht
diversen
  1. smacht!
  2. smacht!
  3. gesmacht
  4. smachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor smachten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afán begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrang; aandrift; ambitie; begeerte; begerige ijver; drang; drift; eerzucht; gauwigheid; gehaastheid; geploeter; gezwindheid; gezwoeg; graagte; gretigheid; haast; haastigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; ijl; impuls; instinct; lust; neiging; noeste vlijt; overijling; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; snelheid; spoed; tempo; vaart; verlangen; vlotheid; vlugheid; wens
aguijón begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht angel; gifangel
anhelo begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht begeerte; heftig verlangen; hevig verlangen; hunkering; lust; verlangen; wens
ansia begeren; hunkeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrang; aandrift; begeerte; drang; drift; heftig verlangen; hevig verlangen; impuls; lust; neiging; verlangen; wens
ansiedad begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
ardor begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrift; bruine rot; daadkracht; drift; driftstroom; elan; energie; esprit; felheid; fut; gloed; gloeiing; hartstocht; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; intensiteit; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; pit; puf; seksuele begeerte; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; werklust; werkzaamheid; ziel
avance begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aantal gekomen personen; aantocht; doorbraak; doorbreken; doorbreking; gezichtsmasker; ontwikkelingsgang; opkomst; opmars; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
deseo begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrift; bede; begeerte; drift; geilheid; genoegen; genot; heftig verlangen; hevig verlangen; hitsigheid; instinct; jool; leut; lust; opgewondenheid; plezier; pret; seksuele begeerte; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wens; zin
espera begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
requerimiento begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aanmaning; aanschrijving; aansporing tot plicht; aanzegging; daging; dagvaarding; dringend verzoek; herinnering; kennisgeving; maning
requisito begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
suspiro begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bezwaar; diepe zucht; grief; het klagen; klacht
tirantez begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bokkigheid; gespannenheid; harkerigheid; houterigheid; spanning; starheid; stijfte; strakheid; zetmeel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhelar kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken een sterke begeerte hebben naar; haken; hijgen; hongeren naar; hunkeren; sterk verlangen; zwaar ademhalen
ansiar kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken een sterke begeerte hebben naar; haken; hongeren naar
desear angustiosamente kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
languidecer kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken kwijnen; verkwijnen; wegkwijnen; wegslinken
querer kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken begeren; believen; beminnen; hopen; houden van; liefhebben; minnen; moeten; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen; wensen; willen

Wiktionary: smachten

smachten
verb
  1. ~ naar een bijzonder sterk verlangen hebben naar iets dat men ontbeert

Cross Translation:
FromToVia
smachten codiciar; desear covet — to wish for with eagerness
smachten languidecer languish — to pine away with longing
smachten anhelar; desear; ansiar yearn — to have a strong desire; to long
smachten desear yen — have strong desire for
smachten suspirar; anhelar; añorar soupirerpousser des soupirs.