Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stof (Nederlands) in het Spaans

stof:

stof [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de stof (materie)
    la materia; la sustancia

stof [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stof (stofdeeltjes)
    el polvo; la partículas de polvo
  2. het stof
    – heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen 1
    el polvo
    • polvo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
materia materie; stof district; gebiedsdeel
partículas de polvo stof; stofdeeltjes
polvo stof; stofdeeltjes kruit; poeder
sustancia materie; stof bik; gruis; macadam; metselspecie; mortel; puin; specie; split; steengruis; steenslag; substantie
- goed; textiel; weefsel

Verwante woorden van "stof":


Synoniemen voor "stof":


Verwante definities voor "stof":

  1. weefsel gemaakt van draden1
    • de rok is gemaakt van een dure stof1
  2. dat waaruit iets bestaat1
    • deze stoffen zijn slecht voor de gezondheid1
  3. heel kleine droge deeltjes die overal neerdalen1
    • bovenop de boekenkast lag veel stof1
  4. onderwerp1
    • welke stof moet je voor het examen kennen?1

Wiktionary: stof

stof
noun
  1. heel kleine deeltjes

Cross Translation:
FromToVia
stof polvo dust — fine, dry particles
stof género; tejido; tela fabric — material made of fibers
stof materia matter — kind of substance
stof cosas stuff — miscellaneous items; things
stof polvo Staub — fein verteilte, kleine feste Partikel, die in der Luft schweben oder sich ablagern
stof materia; asignatura matière — Ce qui a de la masse et occupe de l’espace.
stof polvo poussièreparticule très fines de terre ou de toute autre matière réduire en poudre.
stof substancia substance — philosophie|fr Ce qui subsister par soi-même, indépendamment de tout accident.
stof tela; paño tissu — À trier …
stof tela; tejido; paño étoffe — textile|fr tissu de soie, de laine, de coton, etc., dont on faire des habits, dont on recouvre des meubles, etc.

stoffen:

stoffen werkwoord (stof, stoft, stofte, stoften, gestoft)

  1. stoffen (afstoffen; afnemen)
  2. stoffen (op vuur pruttelen; smoren; sudderen; pruttelen)
    guisar; brotar; zumbar; balar; gruñir; estofar; borbotear; dar balidos

Conjugations for stoffen:

o.t.t.
  1. stof
  2. stoft
  3. stoft
  4. stoffen
  5. stoffen
  6. stoffen
o.v.t.
  1. stofte
  2. stofte
  3. stofte
  4. stoften
  5. stoften
  6. stoften
v.t.t.
  1. heb gestoft
  2. hebt gestoft
  3. heeft gestoft
  4. hebben gestoft
  5. hebben gestoft
  6. hebben gestoft
v.v.t.
  1. had gestoft
  2. had gestoft
  3. had gestoft
  4. hadden gestoft
  5. hadden gestoft
  6. hadden gestoft
o.t.t.t.
  1. zal stoffen
  2. zult stoffen
  3. zal stoffen
  4. zullen stoffen
  5. zullen stoffen
  6. zullen stoffen
o.v.t.t.
  1. zou stoffen
  2. zou stoffen
  3. zou stoffen
  4. zouden stoffen
  5. zouden stoffen
  6. zouden stoffen
en verder
  1. ben gestoft
  2. bent gestoft
  3. is gestoft
  4. zijn gestoft
  5. zijn gestoft
  6. zijn gestoft
diversen
  1. stof!
  2. stoft!
  3. gestoft
  4. stoffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stoffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desempolvar afnemen; afstoffen; afwissen
zumbar bijengegons; bijengezoem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balar op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen blaffen; blaten; blèren; brullen; bulderen; mekkeren; schreeuwen
borbotear op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen opborrelen; opwellen; sakkeren
brotar op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen afkomstig zijn; afstammen; borrelen; conveniëren; deugen; geschikt zijn; omhoog schieten; ontspruiten; opschieten; passen; passend zijn; spruiten; stammen; uit de grond schieten; uit ei kruipen; uitkomen; voortkomen; wellen
dar balidos op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen blaten; mekkeren
desempolvar afnemen; afstoffen; stoffen
despolvar afnemen; afstoffen; stoffen
despolvorear afnemen; afstoffen; stoffen
estofar op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen iem. verstikken; smoren; stoven; verstikken
gruñir op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen brommen; foeteren; grauwen; grommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; misnoegen uiten; mopperen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; over iets mopperen; pruttelen; ronken; sakkeren; snauwen; snorren; uitbrander geven; zagen; zemelen; zeuren
guisar op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen bakken; braden; iem. verstikken; smoren; verstikken
quitar el polvo de afnemen; afstoffen; stoffen
zumbar op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen brommen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; gonzen; jengelen; ruisen; sakkeren; suizelen; suizen; tuiten; zoemen; zoeven

Verwante woorden van "stoffen":


Verwante vertalingen van stof