Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toets (Nederlands) in het Spaans

toets:

toets [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de toets (proefwerk; test; repetitie)
    el examen; la prueba escrita; el repaso; el control
  2. de toets (computertoets)
    la prueba; el examen de computador
  3. de toets

Vertaal Matrix voor toets:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clave coderen; codering; klavier; piano; pointe; sleutel; tool
control proefwerk; repetitie; test; toets bedwang; beheer; beheersing; beproeving; bescherming; besturingselement; bewaking; check up; controle; ernstige toetsing; hoede; inspectie; keuring; mate van bekwaamheid; navorsing; onderzoek; overzien; schuifknop; surveillance; toezicht; toezicht houden; verkenning; zeggenschap; zorg
examen proefwerk; repetitie; test; toets bestudering; eindexamen; examen; exploratie; inspectie; kennisneming; keuring; navorsing; ondervraging; onderzoek; overhoring; scan; schoolexamen; tentamen; universitair examen
examen de computador computertoets; toets
prueba computertoets; toets acte; akte; argumentering; auditie; bewijs; bewijsstuk; bewijsvoering; blijk; eindexamen; examen; experiment; probeersel; proef; proefdruk; proefneming; teken; test
prueba escrita proefwerk; repetitie; test; toets
repaso proefwerk; repetitie; test; toets herhaalde oefening; herhaling; heroverweging; herstelling van materiaal; heruitzending; herziening; opknapbeurt; repetitie; revisie
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
clave toets sleutel
control besturing

Verwante woorden van "toets":


Verwante definities voor "toets":

  1. knop die je moet indrukken1
    • we hebben een telefoon met druktoetsen1
  2. onderzoek naar kennis van leerlingen1
    • we hebben vandaag een toets voor wiskunde1

Wiktionary: toets

toets
noun
  1. onderdeel van een klavier

Cross Translation:
FromToVia
toets botón button — a mechanical device meant to be pressed with a finger
toets examen; examinación examination — formal test
toets traste fingerboard — part of musical instrument
toets tecla key — button on a typewriter or computer keyboard
toets tecla key — part of a piano or musical keyboard
toets tecla touche — Pièces d’ébène, d’ivoire, qui composent le clavier d’un orgue, d’un piano, d’un clavecin, etc

toets vorm van toetsen:

toetsen werkwoord (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)

  1. toetsen (examineren; testen; overhoren)
  2. toetsen (uittesten; testen; uitproberen)
    probar; testar

Conjugations for toetsen:

o.t.t.
  1. toets
  2. toetst
  3. toetst
  4. toetsen
  5. toetsen
  6. toetsen
o.v.t.
  1. toetste
  2. toetste
  3. toetste
  4. toetsten
  5. toetsten
  6. toetsten
v.t.t.
  1. heb getoetst
  2. hebt getoetst
  3. heeft getoetst
  4. hebben getoetst
  5. hebben getoetst
  6. hebben getoetst
v.v.t.
  1. had getoetst
  2. had getoetst
  3. had getoetst
  4. hadden getoetst
  5. hadden getoetst
  6. hadden getoetst
o.t.t.t.
  1. zal toetsen
  2. zult toetsen
  3. zal toetsen
  4. zullen toetsen
  5. zullen toetsen
  6. zullen toetsen
o.v.t.t.
  1. zou toetsen
  2. zou toetsen
  3. zou toetsen
  4. zouden toetsen
  5. zouden toetsen
  6. zouden toetsen
en verder
  1. ben getoetst
  2. bent getoetst
  3. is getoetst
  4. zijn getoetst
  5. zijn getoetst
  6. zijn getoetst
diversen
  1. toets!
  2. toetst!
  3. getoetst
  4. toetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toetsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
probar aan proberen; keurend bekijken; monsteren; passen; proefdraaien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chequear examineren; overhoren; testen; toetsen
comprobar examineren; overhoren; testen; toetsen aantonen; afwegen; bepalen; beproeven; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; inschatten; kalibreren; keuren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; peilen; schatten; staven; testen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
examinar examineren; overhoren; testen; toetsen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
hacer una prueba escrita examineren; overhoren; testen; toetsen
investigar examineren; overhoren; testen; toetsen aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; speuren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verkennen; vorsen
probar testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; proeven; smaken; testen; waarmaken
someter a prueba examineren; overhoren; testen; toetsen beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; testen; uitproberen
testar testen; toetsen; uitproberen; uittesten beproeven; proberen; uitproberen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
examinar bladeren; browsen; zoeken

Verwante woorden van "toetsen":


Wiktionary: toetsen


Cross Translation:
FromToVia
toetsen examinar prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird
toetsen probar try — to put to test
toetsen tratar; intentar; probar; ensayar essayer — Traductions à trier suivant le sens

toets vorm van toet:

toet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de toet
    la carita
    • carita [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor toet:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carita toet
claxon claxon; signaalhoorn; toeter
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
claxon toet; toeterend geluid
hue toet; toeterend geluid

Verwante woorden van "toet":


Wiktionary: toet


Cross Translation:
FromToVia
toet moño chignon — coiffure|fr partie de la coiffure des femmes que former les cheveux relevés et noués par derrière.
toet cara; rostro visage — Face humaine