Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. trimmen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trimmen (Nederlands) in het Spaans

trimmen:

trimmen werkwoord (trim, trimt, trimde, trimden, getrimd)

  1. trimmen (snoeien; knippen; besnoeien)
    podar

Conjugations for trimmen:

o.t.t.
  1. trim
  2. trimt
  3. trimt
  4. trimmen
  5. trimmen
  6. trimmen
o.v.t.
  1. trimde
  2. trimde
  3. trimde
  4. trimden
  5. trimden
  6. trimden
v.t.t.
  1. heb getrimd
  2. hebt getrimd
  3. heeft getrimd
  4. hebben getrimd
  5. hebben getrimd
  6. hebben getrimd
v.v.t.
  1. had getrimd
  2. had getrimd
  3. had getrimd
  4. hadden getrimd
  5. hadden getrimd
  6. hadden getrimd
o.t.t.t.
  1. zal trimmen
  2. zult trimmen
  3. zal trimmen
  4. zullen trimmen
  5. zullen trimmen
  6. zullen trimmen
o.v.t.t.
  1. zou trimmen
  2. zou trimmen
  3. zou trimmen
  4. zouden trimmen
  5. zouden trimmen
  6. zouden trimmen
en verder
  1. ben getrimd
  2. bent getrimd
  3. is getrimd
  4. zijn getrimd
  5. zijn getrimd
  6. zijn getrimd
diversen
  1. trim!
  2. trimt!
  3. getrimd
  4. trimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor trimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
podar besnoeiing; snoeiing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
podar besnoeien; knippen; snoeien; trimmen kort knippen; kort maken; korten; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien