Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitgerekend:
  2. uitrekenen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgerekend (Nederlands) in het Spaans

uitgerekend:

uitgerekend bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgerekend (kloppend; waar; juist; precies)
    precisamente; calculador

Vertaal Matrix voor uitgerekend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calculador calculator; rekenaar; rekenmachine; rekentuig; telmachine
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calculador juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar arglistig; berekend; berekenend; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw; steeds op voordeel uit
precisamente juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar gehaaid; geslepen; gewiekst; juist; krek; leep; net; precies; sluw

Verwante definities voor "uitgerekend":

  1. juist als dat ongelukkig uitkomt1
    • uitgerekend op mijn verjaardag moest hij werken1
  2. wanneer ze moet bevallen1
    • mijn vrouw is half januari uitgerekend1

uitrekenen:

uitrekenen werkwoord (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)

  1. uitrekenen (berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren)
    calcular

Conjugations for uitrekenen:

o.t.t.
  1. reken uit
  2. rekent uit
  3. rekent uit
  4. rekenen uit
  5. rekenen uit
  6. rekenen uit
o.v.t.
  1. rekende uit
  2. rekende uit
  3. rekende uit
  4. rekenden uit
  5. rekenden uit
  6. rekenden uit
v.t.t.
  1. heb uitgerekend
  2. hebt uitgerekend
  3. heeft uitgerekend
  4. hebben uitgerekend
  5. hebben uitgerekend
  6. hebben uitgerekend
v.v.t.
  1. had uitgerekend
  2. had uitgerekend
  3. had uitgerekend
  4. hadden uitgerekend
  5. hadden uitgerekend
  6. hadden uitgerekend
o.t.t.t.
  1. zal uitrekenen
  2. zult uitrekenen
  3. zal uitrekenen
  4. zullen uitrekenen
  5. zullen uitrekenen
  6. zullen uitrekenen
o.v.t.t.
  1. zou uitrekenen
  2. zou uitrekenen
  3. zou uitrekenen
  4. zouden uitrekenen
  5. zouden uitrekenen
  6. zouden uitrekenen
en verder
  1. ben uitgerekend
  2. bent uitgerekend
  3. is uitgerekend
  4. zijn uitgerekend
  5. zijn uitgerekend
  6. zijn uitgerekend
diversen
  1. reken uit!
  2. rekent uit!
  3. uitgerekend
  4. uitrekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitrekenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calcular becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken afwegen; begroten; bepalen; berekenen; controleren; inschatten; nagaan; nakijken; rekenen; schatten
- berekenen

Synoniemen voor "uitrekenen":


Verwante definities voor "uitrekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt?1

Wiktionary: uitrekenen


Cross Translation:
FromToVia
uitrekenen calcular; computar; contar calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
uitrekenen contar; calcular; computar compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.