Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitkloppen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitkloppen (Nederlands) in het Spaans

uitkloppen:

uitkloppen werkwoord (klop uit, klopt uit, klopte uit, klopten uit, uitgeklopt)

  1. uitkloppen (uitdeuken)
    sacudir; vaciar; desabollar

Conjugations for uitkloppen:

o.t.t.
  1. klop uit
  2. klopt uit
  3. klopt uit
  4. kloppen uit
  5. kloppen uit
  6. kloppen uit
o.v.t.
  1. klopte uit
  2. klopte uit
  3. klopte uit
  4. klopten uit
  5. klopten uit
  6. klopten uit
v.t.t.
  1. heb uitgeklopt
  2. hebt uitgeklopt
  3. heeft uitgeklopt
  4. hebben uitgeklopt
  5. hebben uitgeklopt
  6. hebben uitgeklopt
v.v.t.
  1. had uitgeklopt
  2. had uitgeklopt
  3. had uitgeklopt
  4. hadden uitgeklopt
  5. hadden uitgeklopt
  6. hadden uitgeklopt
o.t.t.t.
  1. zal uitkloppen
  2. zult uitkloppen
  3. zal uitkloppen
  4. zullen uitkloppen
  5. zullen uitkloppen
  6. zullen uitkloppen
o.v.t.t.
  1. zou uitkloppen
  2. zou uitkloppen
  3. zou uitkloppen
  4. zouden uitkloppen
  5. zouden uitkloppen
  6. zouden uitkloppen
en verder
  1. ben uitgeklopt
  2. bent uitgeklopt
  3. is uitgeklopt
  4. zijn uitgeklopt
  5. zijn uitgeklopt
  6. zijn uitgeklopt
diversen
  1. klop uit !
  2. klopt uit !
  3. uitgeklopt
  4. uitkloppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitkloppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desabollar rechtkloppen; uitdeuken
sacudir afschudden; geschok; geschud
vaciar leegmaken; uitladen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desabollar uitdeuken; uitkloppen
sacudir uitdeuken; uitkloppen afkeuren; afschudden; afstemmen; afwijzen; beven; iets uitschudden; inkloppen; omschudden; opschudden; schudden; stof afkloppen; trillen; uitplunderen; uitschudden; verwerpen
vaciar uitdeuken; uitkloppen afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; plunderen; ruimen; tornen; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen