Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitpluizen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitpluizen (Nederlands) in het Spaans

uitpluizen:

uitpluizen werkwoord (pluis uit, pluist uit, ploos uit, plozen uit, uitgeplozen)

  1. uitpluizen (ontwarren; uitzoeken; ontraadselen; )
    investigar; averiguar; desenredar; desmenuzar; resolver; deshilachar; destejer; deshacer; descifrar; deshilar

Conjugations for uitpluizen:

o.t.t.
  1. pluis uit
  2. pluist uit
  3. pluist uit
  4. pluizen uit
  5. pluizen uit
  6. pluizen uit
o.v.t.
  1. ploos uit
  2. ploos uit
  3. ploos uit
  4. plozen uit
  5. plozen uit
  6. plozen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeplozen
  2. hebt uitgeplozen
  3. heeft uitgeplozen
  4. hebben uitgeplozen
  5. hebben uitgeplozen
  6. hebben uitgeplozen
v.v.t.
  1. had uitgeplozen
  2. had uitgeplozen
  3. had uitgeplozen
  4. hadden uitgeplozen
  5. hadden uitgeplozen
  6. hadden uitgeplozen
o.t.t.t.
  1. zal uitpluizen
  2. zult uitpluizen
  3. zal uitpluizen
  4. zullen uitpluizen
  5. zullen uitpluizen
  6. zullen uitpluizen
o.v.t.t.
  1. zou uitpluizen
  2. zou uitpluizen
  3. zou uitpluizen
  4. zouden uitpluizen
  5. zouden uitpluizen
  6. zouden uitpluizen
en verder
  1. ben uitgeplozen
  2. bent uitgeplozen
  3. is uitgeplozen
  4. zijn uitgeplozen
  5. zijn uitgeplozen
  6. zijn uitgeplozen
diversen
  1. pluis uit!
  2. pluist uit!
  3. uitgeplozen
  4. uitpluizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitpluizen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deshacer lostornen; ongedaan maken
resolver verhelpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
averiguar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken checken; controleren; doorvorsen; informeren; inwinnen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; navraag doen; navragen; onderzoeken; trachten te krijgen; uitvinden; verifiëren
descifrar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken afkraken; dechiffreren; decoderen; katten; kraken; krassen; kritiseren; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; zich krabben
desenredar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uit de war halen; uit elkaar halen
deshacer ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken aantasten; aanvreten; afbestellen; afgelasten; afkoppelen; afzeggen; annuleren; bederven; beschadigen; intrekken; kraken; losbreken; loshaken; loshalen; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; nietig verklaren; openbreken; scheiden; splitsen; te niet doen; tornen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitsplitsen; uittrekken
deshilachar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken ontrafelen; ontwarren; rafels loslaten; uit de war halen; uit elkaar halen; uitrafelen
deshilar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
desmenuzar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken brokkelen; kruimelen
destejer ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
investigar ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken aftasten; bestuderen; bevoelen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; overhoren; speuren; testen; toetsen; verkennen; vorsen
resolver ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken afdoen; afhandelen; beslechten; beslissen; besluiten; omzetten; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; twist uit de weg ruimen

Wiktionary: uitpluizen


Cross Translation:
FromToVia
uitpluizen explorar explore — to examine or investigate something systematically