Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitpuilend:
  2. uitpuilen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitpuilend (Nederlands) in het Spaans

uitpuilend:

uitpuilend bijvoeglijk naamwoord

  1. uitpuilend (bolstaand)
    abultado

Vertaal Matrix voor uitpuilend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abultado buil; bult; bultenaar; gebochelde; kneuswond; kneuzing; letsel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abultado bolstaand; uitpuilend bol; bolstaand; bultig; dik; lijvig; star; strak; verstard; vet; zwaar van lijf

uitpuilen:

uitpuilen werkwoord (puil uit, puilt uit, puilde uit, puilden uit, uitgepuild)

  1. uitpuilen (puilen)
    abultar

Conjugations for uitpuilen:

o.t.t.
  1. puil uit
  2. puilt uit
  3. puilt uit
  4. puilen uit
  5. puilen uit
  6. puilen uit
o.v.t.
  1. puilde uit
  2. puilde uit
  3. puilde uit
  4. puilden uit
  5. puilden uit
  6. puilden uit
v.t.t.
  1. heb uitgepuild
  2. hebt uitgepuild
  3. heeft uitgepuild
  4. hebben uitgepuild
  5. hebben uitgepuild
  6. hebben uitgepuild
v.v.t.
  1. had uitgepuild
  2. had uitgepuild
  3. had uitgepuild
  4. hadden uitgepuild
  5. hadden uitgepuild
  6. hadden uitgepuild
o.t.t.t.
  1. zal uitpuilen
  2. zult uitpuilen
  3. zal uitpuilen
  4. zullen uitpuilen
  5. zullen uitpuilen
  6. zullen uitpuilen
o.v.t.t.
  1. zou uitpuilen
  2. zou uitpuilen
  3. zou uitpuilen
  4. zouden uitpuilen
  5. zouden uitpuilen
  6. zouden uitpuilen
en verder
  1. ben uitgepuild
  2. bent uitgepuild
  3. is uitgepuild
  4. zijn uitgepuild
  5. zijn uitgepuild
  6. zijn uitgepuild
diversen
  1. puil uit!
  2. puilt uit!
  3. uitgepuild
  4. uitpuilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitpuilen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abultar puilen; uitpuilen aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven

Verwante vertalingen van uitpuilend