Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. uitscheuren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitscheuren (Nederlands) in het Spaans

uitscheuren:

uitscheuren werkwoord (scheur uit, scheurt uit, scheurde uit, scheurden uit, uitgescheurd)

  1. uitscheuren (uitrukken)
    arrancar; rasgar

Conjugations for uitscheuren:

o.t.t.
  1. scheur uit
  2. scheurt uit
  3. scheurt uit
  4. scheuren uit
  5. scheuren uit
  6. scheuren uit
o.v.t.
  1. scheurde uit
  2. scheurde uit
  3. scheurde uit
  4. scheurden uit
  5. scheurden uit
  6. scheurden uit
v.t.t.
  1. ben uitgescheurd
  2. bent uitgescheurd
  3. is uitgescheurd
  4. zijn uitgescheurd
  5. zijn uitgescheurd
  6. zijn uitgescheurd
v.v.t.
  1. was uitgescheurd
  2. was uitgescheurd
  3. was uitgescheurd
  4. waren uitgescheurd
  5. waren uitgescheurd
  6. waren uitgescheurd
o.t.t.t.
  1. zal uitscheuren
  2. zult uitscheuren
  3. zal uitscheuren
  4. zullen uitscheuren
  5. zullen uitscheuren
  6. zullen uitscheuren
o.v.t.t.
  1. zou uitscheuren
  2. zou uitscheuren
  3. zou uitscheuren
  4. zouden uitscheuren
  5. zouden uitscheuren
  6. zouden uitscheuren
diversen
  1. scheur uit!
  2. scheurt uit!
  3. uitgescheurd
  4. uitscheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitscheuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrancar aanslingeren; aanzwengelen; afdwingen; afrukken; losrukken; ontwringen
rasgar inscheuren; verscheuring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrancar uitrukken; uitscheuren aandrijven; aansporen; aanvangen; afbedelen; afrukken; afscheuren; aftrekken; beginnen; ergens uitscheuren; gebrek hebben; iem. afdwingen; iemand van de plaats dringen; in werking stellen; inluiden; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; neerhalen; neersabelen; nijpen; ontrukken; onttrekken; ontworstelen; ontwringen; open krijgen; openkrijgen; opkrikken; opstarten; opwekken; prikkelen; rooien; starten; stimuleren; tornen; uithalen; uittrekken; van het lijf trekken; van start gaan; verdringen; wegrukken; zich door te worstelen bevrijden
rasgar uitrukken; uitscheuren afrukken; afscheuren; inscheuren; losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; scheuren

Verwante vertalingen van uitscheuren