Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. van elkaar onderscheiden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor van elkaar onderscheiden (Nederlands) in het Spaans

van elkaar onderscheiden:

van elkaar onderscheiden werkwoord (onderscheid van elkaar, onderscheidt van elkaar, onderscheidde van elkaar, onderscheidden van elkaar, van elkaar onderscheiden)

  1. van elkaar onderscheiden (onderscheiden)

Conjugations for van elkaar onderscheiden:

o.t.t.
  1. onderscheid van elkaar
  2. onderscheidt van elkaar
  3. onderscheidt van elkaar
  4. onderscheiden van elkaar
  5. onderscheiden van elkaar
  6. onderscheiden van elkaar
o.v.t.
  1. onderscheidde van elkaar
  2. onderscheidde van elkaar
  3. onderscheidde van elkaar
  4. onderscheidden van elkaar
  5. onderscheidden van elkaar
  6. onderscheidden van elkaar
v.t.t.
  1. heb van elkaar onderscheiden
  2. hebt van elkaar onderscheiden
  3. heeft van elkaar onderscheiden
  4. hebben van elkaar onderscheiden
  5. hebben van elkaar onderscheiden
  6. hebben van elkaar onderscheiden
v.v.t.
  1. had van elkaar onderscheiden
  2. had van elkaar onderscheiden
  3. had van elkaar onderscheiden
  4. hadden van elkaar onderscheiden
  5. hadden van elkaar onderscheiden
  6. hadden van elkaar onderscheiden
o.t.t.t.
  1. zal van elkaar onderscheiden
  2. zult van elkaar onderscheiden
  3. zal van elkaar onderscheiden
  4. zullen van elkaar onderscheiden
  5. zullen van elkaar onderscheiden
  6. zullen van elkaar onderscheiden
o.v.t.t.
  1. zou van elkaar onderscheiden
  2. zou van elkaar onderscheiden
  3. zou van elkaar onderscheiden
  4. zouden van elkaar onderscheiden
  5. zouden van elkaar onderscheiden
  6. zouden van elkaar onderscheiden
en verder
  1. ben van elkaar onderscheiden
  2. bent van elkaar onderscheiden
  3. is van elkaar onderscheiden
  4. zijn van elkaar onderscheiden
  5. zijn van elkaar onderscheiden
  6. zijn van elkaar onderscheiden
diversen
  1. onderscheid van elkaar!
  2. onderscheidt van elkaar!
  3. van elkaar onderscheiden
  4. van elkaar onderscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor van elkaar onderscheiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
condecorar onderscheiden; van elkaar onderscheiden een ereteken geven; onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
destacarse onderscheiden; van elkaar onderscheiden aanschouwen; afsteken; bekijken; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; eruit springen; gewaarworden; in het oog lopen; kijken; naar de vijand overlopen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; opvallen; ridderen; staren; te zien krijgen; turen; uitspringen; uitsteken; zien
determinar onderscheiden; van elkaar onderscheiden bepalen; bestemmen; determineren; een ereteken geven; onderscheiden; plaats toekennen; plaatsen; vaststellen
diferenciar onderscheiden; van elkaar onderscheiden aanschouwen; bekijken; decoreren; differentiëren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; kijken; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; schelen; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; verschil maken; verschillen; zien
diferenciarse onderscheiden; van elkaar onderscheiden aanschouwen; afwijken; bekijken; differentiëren; een ereteken geven; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; verschillen; zien
distinguir onderscheiden; van elkaar onderscheiden aankijken; aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; differentiëren; doorzien; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; horen; inzien; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; tekenen; toeschouwen; turen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
distinguirse onderscheiden; van elkaar onderscheiden aanschouwen; bekijken; een ereteken geven; excelleren; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; overtreffen; schitteren; staren; te zien krijgen; turen; uit elkaar houden; uitblinken; uitblinken boven; uiteenhouden; uitmunten; uitsteken; zien

Verwante vertalingen van van elkaar onderscheiden