Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. verschalken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verschalken (Nederlands) in het Spaans

verschalken:

verschalken werkwoord (verschalk, verschalkt, verschalkte, verschalkten, verschalkt)

  1. verschalken (nuttigen)
    coger; pescar; capturar; apresar

Conjugations for verschalken:

o.t.t.
  1. verschalk
  2. verschalkt
  3. verschalkt
  4. verschalken
  5. verschalken
  6. verschalken
o.v.t.
  1. verschalkte
  2. verschalkte
  3. verschalkte
  4. verschalkten
  5. verschalkten
  6. verschalkten
v.t.t.
  1. heb verschalkt
  2. hebt verschalkt
  3. heeft verschalkt
  4. hebben verschalkt
  5. hebben verschalkt
  6. hebben verschalkt
v.v.t.
  1. had verschalkt
  2. had verschalkt
  3. had verschalkt
  4. hadden verschalkt
  5. hadden verschalkt
  6. hadden verschalkt
o.t.t.t.
  1. zal verschalken
  2. zult verschalken
  3. zal verschalken
  4. zullen verschalken
  5. zullen verschalken
  6. zullen verschalken
o.v.t.t.
  1. zou verschalken
  2. zou verschalken
  3. zou verschalken
  4. zouden verschalken
  5. zouden verschalken
  6. zouden verschalken
diversen
  1. verschalk!
  2. verschalkt!
  3. verschalkt
  4. verschalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verschalken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
pescar vissen als bedrijf; visserij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apresar nuttigen; verschalken aanhouden; arresteren; buitmaken; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vangen; vatten
capturar nuttigen; verschalken buitmaken; opnemen; vangen
coger nuttigen; verschalken aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
pescar nuttigen; verschalken buitmaken; hengelen; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; vangen; vissen; visvangen

Wiktionary: verschalken


Cross Translation:
FromToVia
verschalken tomar el pelo; cachondearse verarschen(transitiv); salopp: jemandem zu seinem eigenen Vorteil beziehungsweise zur allgemeinen Belustigung eine Unwahrheit erzählen, sich über jemanden lustig machen