Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verzinnen (Nederlands) in het Spaans

verzinnen:

verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)

  1. verzinnen (bedenken; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden)
    imaginar; inventar; apretar; pensar; fantasear; planear; idear; estrujar; concentrarse; divagar; comprimir; compendiar; condensarse
  2. verzinnen (plan beramen; bedenken; beramen; zinnen)
    urdir; tramar; inventar un plan

Conjugations for verzinnen:

o.t.t.
  1. verzin
  2. verzint
  3. verzint
  4. verzinnen
  5. verzinnen
  6. verzinnen
o.v.t.
  1. verzon
  2. verzon
  3. verzon
  4. verzonnen
  5. verzonnen
  6. verzonnen
v.t.t.
  1. heb verzonnen
  2. hebt verzonnen
  3. heeft verzonnen
  4. hebben verzonnen
  5. hebben verzonnen
  6. hebben verzonnen
v.v.t.
  1. had verzonnen
  2. had verzonnen
  3. had verzonnen
  4. hadden verzonnen
  5. hadden verzonnen
  6. hadden verzonnen
o.t.t.t.
  1. zal verzinnen
  2. zult verzinnen
  3. zal verzinnen
  4. zullen verzinnen
  5. zullen verzinnen
  6. zullen verzinnen
o.v.t.t.
  1. zou verzinnen
  2. zou verzinnen
  3. zou verzinnen
  4. zouden verzinnen
  5. zouden verzinnen
  6. zouden verzinnen
diversen
  1. verzin!
  2. verzint!
  3. verzonnen
  4. verzinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verzinnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apretar aanschroeven; afklemmen; afknijpen; vastschroeven
fantasear fantaseren; opdissen
inventar fantaseren; opdissen
pensar denken; prakkizeren
planear zweefvliegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apretar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden aandrukken; afklemmen; afknellen; afknijpen; comprimeren; drukken; indrukken; induwen; ineen duwen; knellen; met gespannen voorwerp omsluiten; nijpen; omspannen; overspannen; persen; proppen; samenballen; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdrukken; vastknijpen
compendiar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden kort samenvatten; recapituleren; samenvatten
comprimir bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden beperken; bijsluiten; bijvoegen; comprimeren; contracteren; indammen; inkapselen; inperken; inpersen; insluiten; limiteren; omvatten; samendrukken; samenpersen; samentrekken; toevoegen
concentrarse bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden comprimeren; samendrukken; samenpersen
condensarse bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden condenseren
divagar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stressen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
estrujar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden comprimeren; fijnmaken; klemmen; knellen; kreukelen; kreuken; leegknijpen; omklemmen; persen; platdrukken; samendrukken; samenpersen; uitpersen; verbrijzelen; verfromfraaien; verfrommelen; vergruizen; verkreukelen; vermorzelen; verpletteren
fantasear bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen
idear bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen
imaginar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
inventar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden huichelen; uitvinden
inventar un plan bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen
pensar bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; considereren; denken; in overweging nemen; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; voelen
planear bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden indelen bij; planeren; plannen; zweefvliegen
tramar bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen bebroeden; broeden; uitbroeden; warmhouden; zinnen op
urdir bedenken; beramen; plan beramen; verzinnen; zinnen zinnen op
- bedenken

Synoniemen voor "verzinnen":


Verwante definities voor "verzinnen":

  1. iets in je hoofd halen1
    • hij verzint altijd prachtige plannen1

Wiktionary: verzinnen

verzinnen
verb
  1. (overgankelijk) bedenken van een fictief iets

Cross Translation:
FromToVia
verzinnen acuñar coin — to make up or invent, and establish
verzinnen ingeniarse come up with — to invent, create
verzinnen idear; imaginar erdenken — (transitiv) etwas ausdenken, sich etwas Neues einfallen lassen
verzinnen acuñar forger — Inventer un mot, une expression