Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. voorafgaand:
  2. voorafgaan:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorafgaand (Nederlands) in het Spaans

voorafgaand:

voorafgaand bijvoeglijk naamwoord

  1. voorafgaand (inleidend; voorgaand; introducerend)
    preliminar; introductor; previo
  2. voorafgaand (vooropgaand; inleidend; voorgaand)
    anterior; precedente

Vertaal Matrix voor voorafgaand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anterior vorige
introductor inleider
precedente precedent
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anterior inleidend; voorafgaand; voorgaand; vooropgaand afgelopen; eerder; verleden; voordien; voorheen; vorig; vroeger
introductor inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand
precedente inleidend; voorafgaand; voorgaand; vooropgaand
preliminar inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand
previo inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand

Wiktionary: voorafgaand


Cross Translation:
FromToVia
voorafgaand antecedente antecedent — earlier in time or order
voorafgaand pasado; anterior précédent — Qui précéder, qui est immédiatement avant, en parlant ordinairement par rapport au temps.

voorafgaand vorm van voorafgaan:

voorafgaan werkwoord (ga vooraf, gaat vooraf, ging vooraf, gingen vooraf, voorafgegaan)

  1. voorafgaan (vooropgaan)

Conjugations for voorafgaan:

o.t.t.
  1. ga vooraf
  2. gaat vooraf
  3. gaat vooraf
  4. gaan vooraf
  5. gaan vooraf
  6. gaan vooraf
o.v.t.
  1. ging vooraf
  2. ging vooraf
  3. ging vooraf
  4. gingen vooraf
  5. gingen vooraf
  6. gingen vooraf
v.t.t.
  1. ben voorafgegaan
  2. bent voorafgegaan
  3. is voorafgegaan
  4. zijn voorafgegaan
  5. zijn voorafgegaan
  6. zijn voorafgegaan
v.v.t.
  1. was voorafgegaan
  2. was voorafgegaan
  3. was voorafgegaan
  4. waren voorafgegaan
  5. waren voorafgegaan
  6. waren voorafgegaan
o.t.t.t.
  1. zal voorafgaan
  2. zult voorafgaan
  3. zal voorafgaan
  4. zullen voorafgaan
  5. zullen voorafgaan
  6. zullen voorafgaan
o.v.t.t.
  1. zou voorafgaan
  2. zou voorafgaan
  3. zou voorafgaan
  4. zouden voorafgaan
  5. zouden voorafgaan
  6. zouden voorafgaan
diversen
  1. ga vooraf!
  2. gaat vooraf!
  3. voorafgegaan
  4. voorafgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor voorafgaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ir a la cabeza voorafgaan; vooropgaan aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; voorzitten
ir delante voorafgaan; vooropgaan aanvoeren; besturen; bevel voeren over; commanderen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; vooraan rijden; vooroprijden; voorrijden; vooruit zijn; vooruitrijden; voorzitten

Wiktionary: voorafgaan


Cross Translation:
FromToVia
voorafgaan avanzar; adelantarse; adelantar; precedir avancerpousser en avant, porter en avant.
voorafgaan preceder; adelantarse; anteceder précéderaller devant ; marcher devant.