Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. weerzien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor weerzien (Nederlands) in het Spaans

weerzien:

weerzien werkwoord (zie weer, ziet weer, zag weer, zagen weer, weergezien)

  1. weerzien

Conjugations for weerzien:

o.t.t.
  1. zie weer
  2. ziet weer
  3. ziet weer
  4. zien weer
  5. zien weer
  6. zien weer
o.v.t.
  1. zag weer
  2. zag weer
  3. zag weer
  4. zagen weer
  5. zagen weer
  6. zagen weer
v.t.t.
  1. heb weergezien
  2. hebt weergezien
  3. heeft weergezien
  4. hebben weergezien
  5. hebben weergezien
  6. hebben weergezien
v.v.t.
  1. had weergezien
  2. had weergezien
  3. had weergezien
  4. hadden weergezien
  5. hadden weergezien
  6. hadden weergezien
o.t.t.t.
  1. zal weerzien
  2. zult weerzien
  3. zal weerzien
  4. zullen weerzien
  5. zullen weerzien
  6. zullen weerzien
o.v.t.t.
  1. zou weerzien
  2. zou weerzien
  3. zou weerzien
  4. zouden weerzien
  5. zouden weerzien
  6. zouden weerzien
diversen
  1. zie weer!
  2. ziet weer!
  3. weergezien
  4. weerziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerzien [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het weerzien (reunie; hereniging)
    la reunión; el reencuentro

Vertaal Matrix voor weerzien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reencuentro hereniging; reunie; weerzien
reunión hereniging; reunie; weerzien Webvergadering; bijeenkomst; bond; broederschap; congres; genootschap; manifestatie; samenkomst; samenzijn; sociëteit; soos; vereniging; vergadering; zitting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
volver a ver weerzien terugzien