Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zinken:
  2. zink:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zinken (Nederlands) in het Spaans

zinken:

zinken werkwoord (zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)

  1. zinken (onder water gaan; ondergaan)
  2. zinken (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; )
    pasar; podrirse; gastarse

Conjugations for zinken:

o.t.t.
  1. zink
  2. zinkt
  3. zinkt
  4. zinken
  5. zinken
  6. zinken
o.v.t.
  1. zonk
  2. zonk
  3. zonk
  4. zonken
  5. zonken
  6. zonken
v.t.t.
  1. ben gezonken
  2. bent gezonken
  3. is gezonken
  4. zijn gezonken
  5. zijn gezonken
  6. zijn gezonken
v.v.t.
  1. was gezonken
  2. was gezonken
  3. was gezonken
  4. waren gezonken
  5. waren gezonken
  6. waren gezonken
o.t.t.t.
  1. zal zinken
  2. zult zinken
  3. zal zinken
  4. zullen zinken
  5. zullen zinken
  6. zullen zinken
o.v.t.t.
  1. zou zinken
  2. zou zinken
  3. zou zinken
  4. zouden zinken
  5. zouden zinken
  6. zouden zinken
diversen
  1. zink!
  2. zinkt!
  3. gezonken
  4. zinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zinken bijvoeglijk naamwoord

  1. zinken
    de zinc

Vertaal Matrix voor zinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gastarse slijten; verslijten
sucumbir afleggen; bezwijken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desaparecer bajo u.c. onder water gaan; ondergaan; zinken
gastarse achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
pasar achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken aankomen; aflopen; afsluiten; bezoeken; dichtdoen; doodgaan; doorgeven; doorhalen; doorkomen; doorspelen; doorvertellen; erdoor komen; gebeuren; geld overmaken; geschieden; iemand opzoeken; inhalen; kapotgaan; langsgaan; langskomen; omkomen; op visite gaan; oprijzen; overboeken; overgaan; overheen gaan; overheen trekken; overkomen; overlijden; overschrijden; overschrijven; overzenden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; rijzen; rondbrieven; rondvertellen; sluiten; snel bewegen; sterven; toedoen; toegaan; toemaken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voordoen; voorvallen
podrirse achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afrotten; bederven; ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten
sucumbir onder water gaan; ondergaan; zinken afleggen; bezwijken; doorleven; doorstaan; het onderspit delven; tenondergaan; verdragen; verduren; verteren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
de zinc zinken

Verwante woorden van "zinken":


Wiktionary: zinken

zinken
verb
  1. in een vloeistof, meestal water, traag naar beneden zakken

Cross Translation:
FromToVia
zinken zozobrar; hundir founder — to sink
zinken hundir sink — descend into liquid, etc
zinken hundir sink — cause (ship, etc) to sink
zinken cinc; zinc zinkenattributiv: aus Zink bestehend
zinken manar; chorrear couler — Traductions à trier suivant le sens

zinken vorm van zink:

zink [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het zink
    el cinc
    • cinc [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zink:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cinc zink

Verwante woorden van "zink":


Wiktionary: zink

zink
noun
  1. , een scheikundig element met symbool Zn en atoomnummer 30. Het is een blauw/wit overgangsmetaal

Cross Translation:
FromToVia
zink cinc ZinkChemie: chemisches Element mit der Ordnungszahl 30; bläulich-weißes, leicht formbares Metall
zink zinc; cinc zinc — Element
zink cinc; zinc zinc — chimie|nocat=1 au singulier élément chimique.

Verwante vertalingen van zinken