Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zweem:
  2. zwemen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zweem (Nederlands) in het Spaans

zweem:

zweem [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zweem (greintje)
    la pizca
    • pizca [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de zweem (snufje; vleugje; flinter; )
    la sombra; la gota; el asomo
    • sombra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gota [la ~] zelfstandig naamwoord
    • asomo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. de zweem (klein beetje; zweempje)
    el pedacito; el porquito; la sombra; el trocito
    • pedacito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • porquito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sombra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trocito [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor zweem:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asomo flinter; floers; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem sprankeltje; vleug; vonkje
gota flinter; floers; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem drop; druppel; jicht; kledder; klodder; kwak; lik; scheutje
pedacito klein beetje; zweem; zweempje brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; partje; snippertje; stukje
pizca greintje; zweem snuifje; zier
porquito klein beetje; zweem; zweempje
sombra flinter; floers; klein beetje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem; zweempje donkere tint; gedaante; lommer; schaduw; schaduwbeeld; schaduwzijde; schim; silhouet
trocito klein beetje; zweem; zweempje brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; kleine brok; partje; snippertje; stukje

Verwante woorden van "zweem":


Wiktionary: zweem


Cross Translation:
FromToVia
zweem gustillo; dejo Beigeschmackübertragen: ein nebensächlicher, meist unerwünschter Anteil einer Sache (z.B. einer Äußerung)
zweem sombra ombreobscurité relatif que cause un corps opaque en intercepter la lumière.

zweem vorm van zwemen:

zwemen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. zwemen (wazen)
    el asomos; la nieblas
    • asomos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • nieblas [la ~] zelfstandig naamwoord

zwemen werkwoord (zweem, zweemt, zweemde, zweemden, gezweemd)

  1. zwemen (toeneigen; tenderen naar)
    tirar a; rayar en; tender hacia

Conjugations for zwemen:

o.t.t.
  1. zweem
  2. zweemt
  3. zweemt
  4. zwemen
  5. zwemen
  6. zwemen
o.v.t.
  1. zweemde
  2. zweemde
  3. zweemde
  4. zweemden
  5. zweemden
  6. zweemden
v.t.t.
  1. heb gezweemd
  2. hebt gezweemd
  3. heeft gezweemd
  4. hebben gezweemd
  5. hebben gezweemd
  6. hebben gezweemd
v.v.t.
  1. had gezweemd
  2. had gezweemd
  3. had gezweemd
  4. hadden gezweemd
  5. hadden gezweemd
  6. hadden gezweemd
o.t.t.t.
  1. zal zwemen
  2. zult zwemen
  3. zal zwemen
  4. zullen zwemen
  5. zullen zwemen
  6. zullen zwemen
o.v.t.t.
  1. zou zwemen
  2. zou zwemen
  3. zou zwemen
  4. zouden zwemen
  5. zouden zwemen
  6. zouden zwemen
diversen
  1. zweem!
  2. zweemt!
  3. gezweemd
  4. zwemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zwemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asomos wazen; zwemen
nieblas wazen; zwemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rayar en tenderen naar; toeneigen; zwemen
tender hacia tenderen naar; toeneigen; zwemen neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar
tirar a tenderen naar; toeneigen; zwemen neerschieten; schieten op

Verwante woorden van "zwemen":