Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanlengen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanlengen (Nederlands) in het Frans

aanlengen:

aanlengen werkwoord (leng aan, lengt aan, lengde aan, lengden aan, aangelengd)

  1. aanlengen (verdunnen; versnijden; verwateren)
    allonger; diluer; couper
    • allonger werkwoord (allonge, allonges, allongeons, allongez, )
    • diluer werkwoord (dilue, dilues, diluons, diluez, )
    • couper werkwoord (coupe, coupes, coupons, coupez, )

Conjugations for aanlengen:

o.t.t.
  1. leng aan
  2. lengt aan
  3. lengt aan
  4. lengen aan
  5. lengen aan
  6. lengen aan
o.v.t.
  1. lengde aan
  2. lengde aan
  3. lengde aan
  4. lengden aan
  5. lengden aan
  6. lengden aan
v.t.t.
  1. heb aangelengd
  2. hebt aangelengd
  3. heeft aangelengd
  4. hebben aangelengd
  5. hebben aangelengd
  6. hebben aangelengd
v.v.t.
  1. had aangelengd
  2. had aangelengd
  3. had aangelengd
  4. hadden aangelengd
  5. hadden aangelengd
  6. hadden aangelengd
o.t.t.t.
  1. zal aanlengen
  2. zult aanlengen
  3. zal aanlengen
  4. zullen aanlengen
  5. zullen aanlengen
  6. zullen aanlengen
o.v.t.t.
  1. zou aanlengen
  2. zou aanlengen
  3. zou aanlengen
  4. zouden aanlengen
  5. zouden aanlengen
  6. zouden aanlengen
diversen
  1. leng aan!
  2. lengt aan!
  3. aangelengd
  4. aanlengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanlengen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allonger aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren lengen; rekken; uitrekken; uitstrekken; verlengen
couper aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afsluiten; afsnijden; aftroeven; afzetten; besnoeien; beëindigen; breken; coifferen; couperen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een einde maken aan; eindigen; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; losrukken; losscheuren; lossnijden; lostrekken; neerhalen; omverhalen; op maat snijden; opensnijden; ophouden; overtroeven; scheiden; slopen; snijden; snijwerk maken; snoeien; splitsen; stoppen; toesnijden; trimmen; troeven; uit elkaar halen; uitdoen; uitdunnen; uiteenhalen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; wegkappen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
diluer aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren

Wiktionary: aanlengen

aanlengen
verb
  1. détremper, plonger dans un liquide.
  2. maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.

Cross Translation:
FromToVia
aanlengen diluer water down — to dilute