Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aard (Nederlands) in het Frans

aard:

aard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aard (karakter; geaardheid; inborst)
    le caractère; le nature
  2. de aard (inborst; karakter; mentaliteit; )
    la nature; la poitrine; l'âme; le caractère; le tempérament; le buste
    • nature [la ~] zelfstandig naamwoord
    • poitrine [la ~] zelfstandig naamwoord
    • âme [la ~] zelfstandig naamwoord
    • caractère [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tempérament [le ~] zelfstandig naamwoord
    • buste [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de aard (soort)
    la sorte; le genre; la nature
    • sorte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • genre [le ~] zelfstandig naamwoord
    • nature [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. de aard (onderverdeling; klasse)
    la subdivision; la catégorie; la classe; le genre; le type; la sorte; l'espèce
    • subdivision [la ~] zelfstandig naamwoord
    • catégorie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • classe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • genre [le ~] zelfstandig naamwoord
    • type [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sorte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • espèce [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aard:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buste aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur bovenlichaam; bovenlijf; buste; tiet; vrouwenborst
caractère aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur aandrift; daadkracht; eigenschap; energie; esprit; fut; geaardheid; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; karakter; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kracht; kwalititeit; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; momentum; natuur; neiging; persoonlijkheid; puf; stemming; teken; typering; werklust; ziel
catégorie aard; klasse; onderverdeling afdeling; basisbestanddeel; bestanddeel; categorie; classificatie; component; deel; departement; detachement; element; fractie; genre; ingrediënt; klasse; kleurcategorie; onderdeel; prijsklasse; sectie; slag; soort; stuk; tak; type
classe aard; klasse; onderverdeling cursus; deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; genre; instructie; klas; klaslokaal; klasse; klassenlokaal; lering; les; maatschappelijke klasse; objectklasse; onderricht; onderrichting; onderwijs; orde; rang; schooljaar; schoolklas; schoollokaal; slag; soort; stand; type; vaklokaal; voornaamheid; welgemanierdheid
espèce aard; klasse; onderverdeling familie; genre; geslacht; ras; slag; soort; stamhuis; type
genre aard; klasse; onderverdeling; soort genre; handelwijze; manier; methode; procedure; ras; slag; soort; trant; type; wijs; wijze
nature aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; soort geaardheid; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; natuur; neiging; stemming; ziel
poitrine aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur borst; borstkassen; buste; ribbenkasten; tiet; vrouwenborst
sorte aard; klasse; onderverdeling; soort genre; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; soort; stand; type
subdivision aard; klasse; onderverdeling genre; onderafdeling; slag; soort; type; vertakking
tempérament aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur geaardheid; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kittigheid; kwalititeit; natuur; neiging; persoonlijkheid; stemming; temperament; vurigheid
type aard; klasse; onderverdeling fatje; figuur; gast; genre; gevaarte; goser; gozer; heerschap; heertje; individu; jochie; joekel; jongetje; kanjer; kerel; kleine jongen; knaap; knakker; knoert; knul; kokker; kokkerd; loei; man; model; monster; proefje; proeve; slag; snuiter; soort; specimen; staal; staaltje; sujet; type; vent
âme aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; geest; geestverschijning; gemoedstoestand; kracht; momentum; puf; schim; spook; spookverschijning; stemming; verschijning; werklust; ziel
- karakter; natuur; persoonlijkheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
classe eersteklas; klasse
nature gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; pure; puur; rein; virginaal; zuiver; zuivere

Verwante woorden van "aard":


Synoniemen voor "aard":


Verwante definities voor "aard":

  1. manier waarop iets of iemand in elkaar zit1
    • Tina is opvliegend van aard1

Wiktionary: aard

aard
noun
  1. wezen, natuur, karakter
aard
noun
  1. désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
  2. empreinte, marque, figure tracer sur une surface quelconque avec une plume, un burin, un ciseau, ou de toute autre manière, et à laquelle on attribuer une certaine signification. note Il se dit particulièrement des lettres et autres
  3. Traductions à trier suivant le sens.
  4. ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
  5. ensemble des êtres et des choses, univers. Ensemble en tant qu’ordonné et régir par des lois.

Cross Translation:
FromToVia
aard nature; état; qualité; fait Beschaffenheitheutzutage sehr selten im Plural: Eigenart oder Zustand einer Sache
aard naturel Natur — die generelle Beschaffenheit einer Sache oder eines Sachverhaltes
aard naturel Natur — geistige, seelische oder körperliche Charakteristika und Eigenheiten von Personen oder Tieren bzw. deren gesamtes Wesen

aard vorm van aarden:

aarden werkwoord (aard, aardt, aardde, aardden, geaard)

  1. aarden (gronden)
    établir; fonder; baser; s'établir
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • baser werkwoord (base, bases, basons, basez, )
    • s'établir werkwoord
  2. aarden (op aarde aansluiten)
  3. aarden (gewendraken; wennen; aanpassen)

Conjugations for aarden:

o.t.t.
  1. aard
  2. aardt
  3. aardt
  4. aarden
  5. aarden
  6. aarden
o.v.t.
  1. aardde
  2. aardde
  3. aardde
  4. aardden
  5. aardden
  6. aardden
v.t.t.
  1. ben geaard
  2. bent geaard
  3. is geaard
  4. zijn geaard
  5. zijn geaard
  6. zijn geaard
v.v.t.
  1. was geaard
  2. was geaard
  3. was geaard
  4. waren geaard
  5. waren geaard
  6. waren geaard
o.t.t.t.
  1. zal aarden
  2. zult aarden
  3. zal aarden
  4. zullen aarden
  5. zullen aarden
  6. zullen aarden
o.v.t.t.
  1. zou aarden
  2. zou aarden
  3. zou aarden
  4. zouden aarden
  5. zouden aarden
  6. zouden aarden
diversen
  1. aard!
  2. aardt!
  3. geaard
  4. aardende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aarden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baser aarden; gronden baseren; funderen; gronden; grondvesten
fonder aarden; gronden arrangeren; baseren; bouwen; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; instellen; invoeren; koloniseren; opbouwen; oprichten; regelen; settelen; stichten; vestigen
mettre à la terre aarden; op aarde aansluiten
s'habituer à aanpassen; aarden; gewendraken; wennen acclimatiseren; gewennen; inpassen; wennen; zich thuisvoelen
s'établir aarden; gronden baseren; funderen; gronden; grondvesten; neerstrijken; plaatsnemen; zich nestelen; zich vestigen
se faire à aanpassen; aarden; gewendraken; wennen acclimatiseren; inpassen; wennen; zich thuisvoelen
se familiariser aanpassen; aarden; gewendraken; wennen aanwennen; acclimatiseren; eigenmaken; gewend raken; gewennen; inpassen; leren; wennen; zich thuisvoelen
établir aarden; gronden baseren; bepalen; determineren; formeren; funderen; gronden; grondvesten; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vaststellen; vestigen

Wiktionary: aarden

aarden
adjective
  1. van aarde gemaakt
verb
  1. zich thuis voelen, wennen, gewoon worden
  2. met de aarde verbinden
  3. ~ naar

Cross Translation:
FromToVia
aarden mettre à la terre ground — to connect an electrical conductor

Verwante vertalingen van aard