Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bevlekken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevlekken (Nederlands) in het Frans

bevlekken:

bevlekken werkwoord (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)

  1. bevlekken (een smet werpen op; ontluisteren)
    salir; souiller
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, )
  2. bevlekken (bekladden; bevuilen; besmeren; bemorsen)
    beurrer; faire des taches; barbouiller; souiller; graisser; salir; tacher; enduire
    • beurrer werkwoord (beurre, beurres, beurrons, beurrez, )
    • faire des taches werkwoord
    • barbouiller werkwoord (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • graisser werkwoord (graisse, graisses, graissons, graissez, )
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )
    • enduire werkwoord (enduis, enduit, enduisons, enduisez, )
  3. bevlekken (bezoedelen)
    souiller
    • souiller werkwoord (souille, souilles, souillons, souillez, )
  4. bevlekken (smetten; vlekken; afgeven)
    déteindre; tacher; salir; soiller
    • déteindre werkwoord (déteins, déteint, déteignons, déteignez, )
    • tacher werkwoord (tache, taches, tachons, tachez, )
    • salir werkwoord (salis, salit, salissons, salissez, )
    • soiller werkwoord

Conjugations for bevlekken:

o.t.t.
  1. bevlek
  2. bevlekt
  3. bevlekt
  4. bevlekken
  5. bevlekken
  6. bevlekken
o.v.t.
  1. bevlekte
  2. bevlekte
  3. bevlekte
  4. bevlekten
  5. bevlekten
  6. bevlekten
v.t.t.
  1. heb bevlekt
  2. hebt bevlekt
  3. heeft bevlekt
  4. hebben bevlekt
  5. hebben bevlekt
  6. hebben bevlekt
v.v.t.
  1. had bevlekt
  2. had bevlekt
  3. had bevlekt
  4. hadden bevlekt
  5. hadden bevlekt
  6. hadden bevlekt
o.t.t.t.
  1. zal bevlekken
  2. zult bevlekken
  3. zal bevlekken
  4. zullen bevlekken
  5. zullen bevlekken
  6. zullen bevlekken
o.v.t.t.
  1. zou bevlekken
  2. zou bevlekken
  3. zou bevlekken
  4. zouden bevlekken
  5. zouden bevlekken
  6. zouden bevlekken
diversen
  1. bevlek!
  2. bevlekt!
  3. bevlekt
  4. bevlekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bevlekken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barbouiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen aanrommelen; aanrotzooien; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip
beurrer bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen beboteren
déteindre afgeven; bevlekken; smetten; vlekken tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen
enduire bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen insmeren; plamuren
faire des taches bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kladden; knoeien; morsen; vlekken
graisser bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
salir afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; ontluisteren; smetten; vlekken bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smerig worden; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
soiller afgeven; bevlekken; smetten; vlekken
souiller bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; een smet werpen op; ontluisteren aansteken; besmetten; besmeuren; bevuilen; infecteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
tacher afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; smetten; vlekken bevuilen; kladden; knoeien; morsen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken

Wiktionary: bevlekken


Cross Translation:
FromToVia
bevlekken tacher mark — blemish
bevlekken tacher spot — stain; leave a spot
bevlekken entacher stain — to taint or tarnish someone's character or reputation