Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Zoek: conciërge

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: conciërge

Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. conciërge:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. concierge:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor conciërge (Nederlands) in het Frans

conciërge:

conciërge [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de conciërge (portier)
    le concierge; le portier; le gardien d'immeuble
  2. de conciërge (schoolbewaarder)
    le concierge; le gardien
  3. de conciërge
    le concierge; le portier
  4. de conciërge
    le concierge

Vertaal Matrix voor conciërge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concierge conciërge; portier; schoolbewaarder amanuensis; babbelaar; bewaker; cipier; deurwachter; gevangenbewaarder; hospes; huisbaas; huisbewaarder; huisheer; huismeester; huurbaas; kamerverhuurder; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; portier; suppoost; wacht; zaalwachter; zwammer; zwetser
gardien conciërge; schoolbewaarder amanuensis; beschermer; bewaarder; bewaker; cipier; conservator; die wakker is; dierverzorger; gevangenbewaarder; gevangenisbewaarder; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; kraaiennest; mandekker; oppasser; poortwachter; portier; schildwacht; suppoost; uitkijk; verdediger; verzorger; wacht; wachter; wakker; wie beschermt; zaalwachter
gardien d'immeuble conciërge; portier bewaker; cipier; deurwachter; gevangenbewaarder; portier; suppoost; wacht
portier conciërge; portier bewaker; cipier; deurwachter; gevangenbewaarder; poortwachter; portier; suppoost; wacht

Verwante woorden van "conciërge":


Wiktionary: conciërge

conciërge
noun
  1. een huisbewaarder, een toezichter in een gebouw
conciërge
noun
  1. huissier d’une faculté.
  2. employé laïc d’église, préposé au service matériel et à l’ordre, qui a pour insigne une verge ou canne et pour fonction principale de marcher devant les ecclésiastiques, devant les quêteurs, etc., et de leur faire ouvrir passage.
  3. Celui, celle qui a la garde d’un immeuble.
  4. péjoratif|fr personne bavarde voire indiscret.



Frans

Uitgebreide vertaling voor conciërge (Frans) in het Nederlands

concierge:

concierge [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le concierge (gardien d'immeuble; portier)
    de conciërge; de portier
  2. le concierge (propriétaire; logeur; gardien; propriétaire foncier; patron d'une pension)
    de huisbaas; huurbaas; de hospes; de huisheer; de kamerverhuurder
  3. le concierge (gardien)
    schoolbewaarder; de conciërge
  4. le concierge (gardien)
    de zaalwachter; de suppoost
  5. le concierge (gardien)
    de amanuensis
  6. le concierge
    de huismeester; de huisbewaarder
  7. le concierge (surveillant; garde; gardien; )
    de suppoost; de bewaker; de portier; de wacht
    • suppoost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bewaker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • portier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wacht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. le concierge (gardien de prison; garde; gardien; )
    de bewaker; de wacht; de cipier; de gevangenbewaarder
  9. le concierge (portier; portière; gardien d'immeuble)
    de portier; de bewaker; deurwachter; de suppoost; de wacht
    • portier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bewaker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • deurwachter [znw.] zelfstandig naamwoord
    • suppoost [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wacht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  10. le concierge (portier)
    de conciërge

concierge [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la concierge (bavardeur; pipelette; radoteur; )
    de klep; de kletskous; de kletskop; de babbelaar; de zwammer; zwetser; de kwebbel; de kletsmajoor; de leuteraar
    • klep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kletskous [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kletskop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • babbelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwammer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zwetser [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kwebbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kletsmajoor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leuteraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor concierge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amanuensis concierge; gardien laborantin; préparateur; préparateur de laboratoire
babbelaar bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur bavard; caramel à beurre; causeur; emmerdeur; emmerdeuse; moulin à paroles; parleur; radoteur; radoteuse; raseur
bewaker concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur
cipier concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillante; veilleur concierge de prison; gardien; gardien de prison; geôlier
conciërge concierge; gardien; gardien d'immeuble; portier
deurwachter concierge; gardien d'immeuble; portier; portière
gevangenbewaarder concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillante; veilleur concierge de prison; gardien; gardien de prison; geôlier
hospes concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
huisbaas concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
huisbewaarder concierge
huisheer concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
huismeester concierge
huurbaas concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier loueur; propriétaire
kamerverhuurder concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
klep bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kletskop bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kletskous bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
kletsmajoor bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kwebbel bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
leuteraar bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
portier concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; huissier; portier; portière; surveillant; veilleur
schoolbewaarder concierge; gardien
suppoost concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; huissier; portier; portière; surveillant; veilleur
wacht concierge; garde; gardien; gardien d'immeuble; gardien de prison; gardienne; guet; huissier; patrouille; portier; portière; protecteur; protectrice; sentinelle; surveillant; surveillante; veilleur gardien; guetteur; surveillant; veilleur
zaalwachter concierge; gardien
zwammer bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
zwetser bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur

Synoniemen voor "concierge":


Wiktionary: concierge

concierge
noun
  1. Celui, celle qui a la garde d’un immeuble.
concierge
noun
  1. een huisbewaarder, een toezichter in een gebouw
Cross Translation:
FromToVia
• concierge → buttler ↔ concierge — one who attends to the slightest desire of hotel guests
• concierge → concierge ↔ janitor — caretaker

Verwante vertalingen van conciërge







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0941 seconde
Page rendered in 1.0 seconds