Nederlands

Uitgebreide vertaling voor contact (Nederlands) in het Frans

contact:

contact [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het contact (verbinding; aansluiting; connectie)
    la connexion; le contact; la ligne téléphonique; la liaison; la communication; la relation; la jonction; l'interface; le le rapport
  2. het contact (aanraking)
    le contact; le toucher; l'attouchement; le frôlement
  3. het contact (voeling)
    le contact; le sentiment de contact
  4. het contact (contactpersoon)
    le contact
    • contact [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor contact:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attouchement aanraking; contact
communication aansluiting; connectie; contact; verbinding aangifte; aankondigen; aankondiging; aanzeggen; bekendmaking; bericht; bevestiging; bewering; boodschap; communicatie; convocatie; declaratie; gewag; informatie; informeren; inzage; kennisgeven; kennisgeving; kennisneming; konde doen; mededeling; melding; openbare publicatie; opgave; opheldering; oproeping; publicatie; publikatie; relaas; statement; tijding; toelichting; uitgave; uitgifte; uitlegging; uitspraak; verklaring; vermelding; verwittiging
connexion aansluiting; connectie; contact; verbinding aaneenkoppeling; band; communicatie; correlatie; koppeling; relatie; samenhang; schakeling; verband; verbinding
contact aanraking; aansluiting; connectie; contact; contactpersoon; verbinding; voeling aanslag; communicatie; contactpersoon; contactpersoonitem; impact
frôlement aanraking; contact
interface aansluiting; connectie; contact; verbinding interface
jonction aansluiting; connectie; contact; verbinding aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aanvoegen; koppeling; kruising; kruising van straten; kruispunt; las; samenvoeging; splitsing; spoorwegknooppunt; verbinden; verbinding; wegkruising; wegsplitsing
le rapport aansluiting; connectie; contact; verbinding
liaison aansluiting; connectie; contact; verbinding OLE/DDE-koppeling; aaneenkoppeling; aaneenvoeging; affaire; afgesproken ontmoeting; afspraak; akkoord; avontuurtje; band; binding; bond; bondgenootschap; connectie; correlatie; federatie; gebondenheid; gegevensbinding; het gebonden zijn; koppelen; koppeling; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering
ligne téléphonique aansluiting; connectie; contact; verbinding telefoondraad; telefoonlijn
relation aansluiting; connectie; contact; verbinding aansluiting; affaire; akkoord; avontuurtje; band; bekende; bekende persoon; binding; bond; bondgenootschap; connectie; correlatie; federatie; gebondenheid; het gebonden zijn; kennis; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; schakel; slippertje; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; verhouding; verkering; verwantschap
sentiment de contact contact; voeling
toucher aanraking; contact aanslag; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
liaison koppelen
toucher aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
interface interface
liaison koppelen

Verwante woorden van "contact":


Synoniemen voor "contact":


Verwante definities voor "contact":

  1. ergens tegenaan komen1
    • zorg dat deze stof niet in contact met je huid komt!1
  2. met elkaar van gedachten kunnen wisselen1
    • ik heb een goed contact met mijn kinderen1

Wiktionary: contact

contact
noun
  1. een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  2. onderlinge communicatie
  3. een contactpersoon
  4. een verbinding van twee elektrische geleidingen
  5. een elektrische schakelaar
  6. de grens tussen stollings- en nevengesteente
contact
noun
  1. action de toucher physiquement.

Cross Translation:
FromToVia
contact contact contact — an act of touching physically
contact contact contact — an establishment of communication
contact exposition exposure — condition
contact adhérence HaftungPhysik: Halt auf einer Oberfläche

Verwante vertalingen van contact



Frans

Uitgebreide vertaling voor contact (Frans) in het Nederlands

contact:

contact [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le contact (connexion; ligne téléphonique; liaison; )
    het contact; de verbinding; de aansluiting; de connectie
  2. le contact (attouchement; toucher; frôlement)
    het contact; de aanraking
    • contact [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanraking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. le contact (intermédiaire)
    de contactpersoon
  4. le contact (sentiment de contact)
    het contact; de voeling
    • contact [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. le contact (agression à main armée; attentat; tentative; )
    de impact; de aanslag
    • impact [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. le contact (communication; connexion)
    de communicatie
  7. le contact
    het contact; de contactpersoon
  8. le contact
  9. le contact
    het contact
    • contact [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor contact:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanraking attouchement; contact; frôlement; toucher
aanslag agression à main armée; attentat; contact; essai; tape; tentative; toucher
aansluiting communication; connexion; contact; interface; jonction; le rapport; liaison; ligne téléphonique; relation branchement du téléphone; installation du téléphone; lien; rapport; relation
communicatie communication; connexion; contact
connectie communication; connexion; contact; interface; jonction; le rapport; liaison; ligne téléphonique; relation chaînon; liaison; lien; rapport; relation
contact attouchement; communication; connexion; contact; frôlement; interface; jonction; le rapport; liaison; ligne téléphonique; relation; sentiment de contact; toucher
contactpersoon contact; contact professionnel; intermédiaire personne à contacter
impact agression à main armée; attentat; contact; essai; tape; tentative; toucher
verbinding communication; connexion; contact; interface; jonction; le rapport; liaison; ligne téléphonique; relation Raccordement; accouplement; affinité; analogie; assemblage; cohérence; cohésion; combinaison; connexion; consistance; corrélation; interaction; joint; jonction; liaison; lien; parenté; raccord; rapport; relation; réciprocité; réunion; soudure; union
voeling contact; sentiment de contact
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
contactpersoonitem contact

Synoniemen voor "contact":


Wiktionary: contact

contact
noun
  1. action de toucher physiquement.
contact
noun
  1. een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  2. onderlinge communicatie
  3. een contactpersoon
  4. een verbinding van twee elektrische geleidingen
  5. een elektrische schakelaar
  6. de grens tussen stollings- en nevengesteente

Cross Translation:
FromToVia
contact contact contact — an act of touching physically
contact contact contact — an establishment of communication

Verwante vertalingen van contact