Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Frans ->Zoek: devies

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: devies

Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. devies:
  2. Wiktionary:
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dévier:
  2. Wiktionary:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor devies (Nederlands) in het Frans

devies:

devies [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de devies (motto; zinspreuk; kenspreuk)
    la devise; le slogan; l'exergue
    • devise [la ~] zelfstandig naamwoord
    • slogan [le ~] zelfstandig naamwoord
    • exergue [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de devies (lijfspreuk; motto)
    la devise; l'exergue
    • devise [la ~] zelfstandig naamwoord
    • exergue [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de devies (wapenkreet; leus; leuze; parool)
    la devise; le slogan; le cri de guerre

Vertaal Matrix voor devies:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cri de guerre devies; leus; leuze; parool; wapenkreet kreet; leus; strijdkreet; yell
devise devies; kenspreuk; leus; leuze; lijfspreuk; motto; parool; wapenkreet; zinspreuk bevelschrift; consigne; deviezen; dwangbevel; grondstelling; hoofdstelling; kreet; leus; leuze; opdracht; order; parool; reclameleus; reclamezin; slagzin; slogan; spreuk; strijdkreet; taak; wachtwoord; yell
exergue devies; kenspreuk; lijfspreuk; motto; zinspreuk
slogan devies; kenspreuk; leus; leuze; motto; parool; wapenkreet; zinspreuk kreet; leus; leuze; parool; reclameleus; reclamezin; slagzin; slogan; spreuk; strijdkreet; yell

Verwante woorden van "devies":


Wiktionary: devies

devies
noun
  1. figure accompagner d’une phrase exprimer d’une manière allégorique et bref quelque pensée, quelque sentiment.
  2. (mathématiques) L'épigraphe d'une fonction à valeurs réelles est l'ensemble des points au-dessus de son graphe.



Frans

Uitgebreide vertaling voor devies (Frans) in het Nederlands

dévier:

dévier werkwoord (dévie, dévies, dévions, déviez, )

  1. dévier (différer)
    afwijken; verschillen
    • afwijken werkwoord (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
  2. dévier (entourer; détourner)
    omleiden
    • omleiden werkwoord (leid om, leidt om, leidde om, leidden om, omgeleid)
  3. dévier (se déformer)
    vergroeien
  4. dévier (parer; empêcher; écarter; défendre; détourner)
    pareren; afweren; weren
    • pareren werkwoord (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)
    • afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
    • weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
  5. dévier (diriger autour; contourner)
    omheenloodsen
    • omheenloodsen werkwoord (loods omheen, loodst omheen, loodste omheen, loodsten omheen, omheen geloodst)

Conjugations for dévier:

Présent
  1. dévie
  2. dévies
  3. dévie
  4. dévions
  5. déviez
  6. dévient
imparfait
  1. déviais
  2. déviais
  3. déviait
  4. déviions
  5. déviiez
  6. déviaient
passé simple
  1. déviai
  2. dévias
  3. dévia
  4. déviâmes
  5. déviâtes
  6. dévièrent
futur simple
  1. dévierai
  2. dévieras
  3. déviera
  4. dévierons
  5. dévierez
  6. dévieront
subjonctif présent
  1. que je dévie
  2. que tu dévies
  3. qu'il dévie
  4. que nous déviions
  5. que vous déviiez
  6. qu'ils dévient
conditionnel présent
  1. dévierais
  2. dévierais
  3. dévierait
  4. dévierions
  5. dévieriez
  6. dévieraient
passé composé
  1. ai dévié
  2. as dévié
  3. a dévié
  4. avons dévié
  5. avez dévié
  6. ont dévié
divers
  1. dévie!
  2. déviez!
  3. dévions!
  5. dévié
  6. déviant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor dévier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afweren défense; résistance
verschillen différence; déviation
weren défense; résistance
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afweren défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter défendre; parer; rejeter; repousser; résister; résister à; se débattre; se défendre; écarter
afwijken différer; dévier
omheenloodsen contourner; diriger autour; dévier
omleiden détourner; dévier; entourer rediriger
pareren défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter
vergroeien dévier; se déformer
verschillen différer; dévier différer; diverger; faire une différence; varier
weren défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter chasser; contenir; défendre; enrayer; lutter conte; parer; rejeter; repousser; résister; résister à; se débattre; se défendre; se protéger de; écarter

Synoniemen voor "dévier":


Wiktionary: dévier

dévier
verb
  1. Se détourner, être détourné de sa direction.
dévier
verb
  1. niet de gangbare norm volgen
  2. afwijken (van een regel, norm, standaard, route, richting etc.)
  3. het uitzetten van een alternatief pad rondom een ontoegankelijk deel van de weg
Cross Translation:
FromToVia
• dévier → afwijken ↔ deviate — To go off course from; to change course; to change plans
• dévier → afdwalen ↔ digress — to deviate
• dévier → trekken ↔ drift — to deviate gently from the intended direction of travel







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0337 seconde
Page rendered in 1.0 seconds