Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dispuut (Nederlands) in het Frans

dispuut:

dispuut [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het dispuut (meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling)
    la dispute; la discussion; la divergence de vues; la querelle; la chamaillerie; la discorde; le différend; le démêlé; la joute oratoire; la divergence d'opinion
  2. het dispuut (twistgesprek; debat; woordenwisseling; )
    la dispute; le conflit; le débat; la querelle; la discussion; le différend; la controverse; la discorde
  3. het dispuut (verenigingsdispuut)
    la société; l'association; le club d'étudiants

Vertaal Matrix voor dispuut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
association dispuut; verenigingsdispuut associatie; bedrijf; bond; broederschap; cirkel; club; coalitie; compagnonschap; deelgenootschap; firma; genootschap; gezelschap; gilde; koppeling; kring; onderneming; orde; organisatie; societiet; sociëteit; soos; unie; verbond; vereniging; zaak
chamaillerie dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling gebakkelei; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie
club d'étudiants dispuut; verenigingsdispuut
conflit debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling botsing; conflict; doolhof; geschil; gevecht; kamp; kwestie; labyrint; onenigheid; ruzie; strijd; twist; warboel; warnet; worsteling
controverse debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling controverse; geschil; geschilpunt; omstreden kwestie; onenigheid; punt van geschil; punt van onenigheid; strijdpunt; strijdvraag; twist; twistpunt; twistvraag
différend debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling botsing; conflict; geschil; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; issue; kwestie; onenigheid; oogpunt; perspectief; punt; ruzie; standpunt; twist; zienswijs
discorde debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling botsing; conflict; disharmonie; doolhof; geschil; gespletenheid; gevecht; kamp; labyrint; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; ruzie; scheuring; schisma; strijd; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete; warboel; warnet; worsteling
discussion debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling bespreken; besprekingen; conversatie; debat; dialoog; discussie; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gesprek; samenspraak; spreken over; tweegesprek; tweespraak; vergaderingen
dispute debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling aanvechten; bestrijden; betwisten; botsing; conflict; doolhof; gefoeter; gescheld; geschil; gevecht; kamp; labyrint; onenigheid; ruzie; ruzie maken; scheldpartij; strijd; twist; warboel; warnet; worsteling
divergence d'opinion dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
divergence de vues dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
débat debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling debat; discussie; gedachtenverandering; gedachtewisseling
démêlé dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling botsing; conflict; doolhof; gevecht; kamp; labyrint; onenigheid; ruzie; strijd; twist; warboel; warnet; worsteling
joute oratoire dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
querelle debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling botsing; conflict; gedonderjaag; geravot; geschil; gestoei; gevecht; kamp; onenigheid; ruzie; stoeierij; stoeipartij; strijd; twist; worsteling
société dispuut; verenigingsdispuut aantal personen bijeen; associatie; bedrijf; bond; broederschap; club; coalitie; coöperatie; firma; genootschap; gezelschap; gilde; groep; handelsbedrijf; handelshuis; leefgemeenschap; maatschap; maatschappij; onderneming; orde; organisatie; samenleving; societiet; sociëteit; soos; unie; vennootschap; verbond; vereniging; woongemeenschap; zaak
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
démêlé uiteengeplozen; uiteengerafeld; uitgeplozen; uitgerafeld

Wiktionary: dispuut

dispuut
noun
  1. juri|fr contestation en justice.

Cross Translation:
FromToVia
dispuut dispute; altercation altercation — dispute
dispuut querelle; dispute quarrel — verbal dispute or heated argument