Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dresseren (Nederlands) in het Frans

dresseren:

dresseren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. dresseren (dressuur; training)
    l'entraînement; la formation; l'éducation; l'instruction

dresseren werkwoord (dresseer, dresseert, dresseerde, dresseerden, gedresseerd)

  1. dresseren (dier africhten; trainen; africhten)
    entraîner; contraindre; apprivoiser; domestiquer; dompter; dresser un animal
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • contraindre werkwoord (contrains, contraint, contraignons, contraignez, )
    • apprivoiser werkwoord (apprivoise, apprivoises, apprivoisons, apprivoisez, )
    • domestiquer werkwoord (domestique, domestiques, domestiquons, domestiquez, )
    • dompter werkwoord (dompte, domptes, domptons, domptez, )
    • dresser un animal werkwoord

Conjugations for dresseren:

o.t.t.
  1. dresseer
  2. dresseert
  3. dresseert
  4. dresseren
  5. dresseren
  6. dresseren
o.v.t.
  1. dresseerde
  2. dresseerde
  3. dresseerde
  4. dresseerden
  5. dresseerden
  6. dresseerden
v.t.t.
  1. heb gedresseerd
  2. hebt gedresseerd
  3. heeft gedresseerd
  4. hebben gedresseerd
  5. hebben gedresseerd
  6. hebben gedresseerd
v.v.t.
  1. had gedresseerd
  2. had gedresseerd
  3. had gedresseerd
  4. hadden gedresseerd
  5. hadden gedresseerd
  6. hadden gedresseerd
o.t.t.t.
  1. zal dresseren
  2. zult dresseren
  3. zal dresseren
  4. zullen dresseren
  5. zullen dresseren
  6. zullen dresseren
o.v.t.t.
  1. zou dresseren
  2. zou dresseren
  3. zou dresseren
  4. zouden dresseren
  5. zouden dresseren
  6. zouden dresseren
diversen
  1. dresseer!
  2. dresseert!
  3. gedresseerd
  4. dresserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dresseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entraînement dresseren; dressuur; training africhten; africhting; artsenpraktijk; bekwaming; drift; driftstroom; ervaring; kundig maken; praktijk; routine
formation dresseren; dressuur; training artsenpraktijk; bekwaming; educatie; ervaring; formatie; geestelijke vorming; kundig maken; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opleiding; praktijk; routine; scholing; schoolopleiding; vooruitgang; vorming
instruction dresseren; dressuur; training aanwijzing; bekwaming; bevelschrift; briefing; consigne; dienstorder; dwangbevel; educatie; geestelijke vorming; handleiding; instructie; kundig maken; lastbrief; lastgeving; lering; les; mandaat; onderricht; onderrichting; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opdracht; opleiding; order; richtlijn; scholing; schoolopleiding; taak; uitleg; vooronderzoek; voorschrift; vooruitgang; vorming
éducation dresseren; dressuur; training bekwaming; beschaven; cultiveren; educatie; geestelijke vorming; kundig maken; onderwerp; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkelen; ontwikkeling; opleiding; opvoeding; opvoedkunde; pedagogie; scholing; schoolopleiding; subject; thema; thema van een boek; vooruitgang; vormen; vorming
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apprivoiser africhten; dier africhten; dresseren; trainen onder gezag brengen; onderwerpen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
contraindre africhten; dier africhten; dresseren; trainen aanvallen; afdwingen; attaqueren; bedaren; bedwingen; beheersen; bestormen; beteugelen; dwingen; forceren; in bedwang houden; intomen; matigen; noodzaken tot; overvallen
domestiquer africhten; dier africhten; dresseren; trainen
dompter africhten; dier africhten; dresseren; trainen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; in bedwang houden; intomen; matigen; onder gezag brengen; onderdrukken; onderwerpen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; temmen; terughouden; zich meester maken van
dresser un animal africhten; dier africhten; dresseren; trainen
entraîner africhten; dier africhten; dresseren; trainen aanlokken; begeleiden; bekwamen; coachen; harden; leiden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
instruction instructie

Wiktionary: dresseren

dresseren
verb
  1. dieren africhten, kunstjes leren, tot gehoorzaamheid dwingen
dresseren
verb
  1. former, habituer à un certain comportement.
  2. Former par l’éducation, instruire.