Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gaaf (Nederlands) in het Frans

gaaf:

gaaf bijvoeglijk naamwoord

  1. gaaf (tof; schitterend; mieters)
    réglo; chic; du tonnerre; terrible
  2. gaaf (puntgaaf; onaangetast)
    impeccable; sans défaut; parfaitement; parfait; impeccablement
  3. gaaf (te gek; fantastisch; fabelachtig; )
    fantastique; fabuleux; génial; astucieux; lunatique; dément; délirant; fou; sensé; habile; de génie; malin; d'une manière sensée; d'une façon géniale
  4. gaaf (intact; heel)
    entier; complet; intact; en bon état; non entamé; inaltéré; non endommagé
  5. gaaf (ongerept; maagdelijk; virginaal; )
    vierge; pur; purement; virginal; intact; inaltéré; nature

Vertaal Matrix voor gaaf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chic elegance; finesse
complet kostuum; maatpak; pak
dément dolleman; geesteszieke; gek; gestoorde; krankzinnige; mafketel; waanzinnige
fou achterlijke; dolleman; dommerik; dwaas; geesteszieke; gek; gek iemand; geschifte; gestoorde; hansworst; hofnar; idioot; imbeciel; krankzinnige; kwast; kwibus; mafketel; nar; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel; waanzinnige; zot; zwakzinnige
malin bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
nature aard; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; mentaliteit; natuur; neiging; soort; stemming; ziel
parfait consumptie-ijs; consumptieijsjes; ijs; ijsje; ijsjes; roomijs
vierge maagd
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complet gaaf; heel; intact algeheel; beslist; compleet; feitelijk; foutloos; geheid; gehele; gewis; helemaal; heus; integraal; kompleet; perfect; plenair; reëel; stellig; totaal; uitverkocht; vast; vast en zeker; volgeboekt; volkomen; volledig; volleerd; volmaakt; volslagen; voltallig; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
entier geheel getal
fantastique fantastisch; super; supergaaf
génial fantastisch; super; supergaaf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
astucieux fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; met een fluwelen tong; met een gladde tong; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk; welsprekend
chic gaaf; mieters; schitterend; tof aangekleed; chic; dolletjes; elegant; enig; esthetisch; geestig; geinig; gekleed; geraffineerd; grappig; jofel; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
d'une façon géniale fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs briljant; briljante; fenomenaal; geniaal; lumineus; vernuftig
d'une manière sensée fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs degelijk; diepgaand; diepgravend; grondig; helemaal; niet oppervlakkig; totaal; volkomen
de génie fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs briljant; fenomenaal; geniaal; lumineus; vernuftig
du tonnerre gaaf; mieters; schitterend; tof
délirant fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs achterlijk; dwaas; eigenaardig; enorm; geestesziek; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; typisch; vreemd; waanzinnig; zot
dément fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs achterlijk; doldwaas; enorm; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot; zwakzinnig
en bon état gaaf; heel; intact
entier gaaf; heel; intact algeheel; allemaal; alles; beslist; breukvrij; compleet; feitelijk; geheid; gehele; gewis; heel; heelhuids; hele; helemaal; heus; kompleet; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt; reëel; stellig; totaal; vast; vast en zeker; volkomen; volledig; volslagen; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
fabuleux fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs betoverend; denkbeeldig; enorm; fabelachtig; fabuleus; fantastisch; fantastische; fenomenaal; geweldig; gigantisch; grandioos; groots; illusoir; imaginair; legendarisch; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
fantastique fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs betoverend; denkbeeldig; enorm; fantastisch; fantastische; fenomenaal; formidabel; geweldig; gigantisch; grandioos; groots; illusoir; imaginair; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
fou fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs achterlijk; apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; doldwaas; dwaas; eigenaardig; enorm; excentriek; geestelijk gestoord; geestesziek; geflipt; gek; geschift; gestoord; getikt; gigantisch; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; merkwaardig; mesjogge; mesjokke; niet goed snik; onbezonnen; ongewoon; onwijs; stupide; typisch; verlekkerd; vreemd; waanzinnig; zonderling; zot
génial fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs briljant; fenomenaal; geniaal; geweldig; lumineus; vernuftig
habile fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; capabel; clever; competent; ervaren; fysiek in staat; geoefend; geschikt; gevat; handig; in staat; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; rap; schrander; slim; snedig; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
impeccable gaaf; onaangetast; puntgaaf brandhelder; brandschoon; briljant; correct; eersteklas; eersterangs; excellent; feilloos; flitsend; foutloos; gelikt; hip; ideaal; keurig; kraakhelder; onberispelijk; onbesproken; onverbeterlijk; opperbest; patent; perfect; picobello; piekfijn; puik; smetteloos; snel; subliem; superbe; tiptop; top; tot de beste klasse behorend; trendy; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vlekkeloos; vlot; volmaakt; voortreffelijk; zuiver
impeccablement gaaf; onaangetast; puntgaaf gelikt; picobello; piekfijn; tiptop
inaltéré gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver heelhuids; koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt
intact gaaf; heel; intact; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver heelhuids; koel; koud; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbeschadigd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onschuldig; onverkort; onverzwakt; puur; rein; schadeloos; vlekkeloos; zuiver
lunatique fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs enorm; geestesziek; gek; gigantisch; krankzinnig; lijdend aan maanziekte; maanziek; waanzinnig
malin fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
nature gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; pure; puur; rein; zuiver; zuivere
non endommagé gaaf; heel; intact onbeschadigd
non entamé gaaf; heel; intact onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
parfait gaaf; onaangetast; puntgaaf akkoord; beslist; briljant; excellent; fantastisch; feitelijk; foutloos; geheid; gelikt; geweldig; gewis; grandioos; groots; heus; ideaal; in orde; magnifiek; mee eens; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; puik; reëel; schitterend; stellig; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; vast; vast en zeker; volleerd; volmaakt; voortreffelijk; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
parfaitement gaaf; onaangetast; puntgaaf alleszins; briljant; excellent; foutloos; ideaal; in alle opzichten; patent; perfect; puik; subliem; superbe; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk
pur gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver brandschoon; echt; gekuist; gewoonweg; klare; klinkklaar; koel; koud; kuis; maagdelijk; natuurlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onschuldig; onvermengd; onversneden; onvervalst; onverzwakt; pure; puur; rechttoe; rein; smetteloos; vlekkeloos; zuiver; zuivere
purement gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver echt; gekuist; hygienisch; kuis; louter; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; onvervalst; puur; rein; schoon; zuiver
réglo gaaf; mieters; schitterend; tof
sans défaut gaaf; onaangetast; puntgaaf loepzuiver
sensé fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig; zinrijk; zinvol
terrible gaaf; mieters; schitterend; tof afgrijselijk; afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; barbaars; beestachtig; bruut; gruwelijk; inhumaan; misselijkmakend; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; verschrikkelijk; vreselijk; walgelijk; weerzinwekkend; wreed
vierge gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver blanco; inhoudsloos; koel; koud; kuis; leeg; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbeschreven; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongecultiveerd; ongeopend; oningevuld; onontgonnen; onschuldig; onverzwakt; puur; rein; zuiver
virginal gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver koel; koud; kuis; maagdelijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onschuldig; puur; rein; zuiver

Verwante woorden van "gaaf":


Synoniemen voor "gaaf":


Antoniemen van "gaaf":


Verwante definities voor "gaaf":

  1. erg goed1
    • wat een gaaf nummer is dat!1
  2. heel en compleet1
    • deze appel is nog gaaf1

Wiktionary: gaaf


Cross Translation:
FromToVia
gaaf chouette cool — sehr positiv, gut, der Idealvorstellung entsprechend (vor allem im jugendlichen Sprachgebrauch)

afgaan:

afgaan werkwoord (ga af, gaat af, ging af, gingen af, afgegaan)

  1. afgaan (mislukken; falen; verkeerd lopen; )
    faillir; échouer; ne pas réussir; se tromper; être un flop; périr; manquer; rater; chuter; tourner mal; se méprendre; commettre une erreur; rater son coup; commettre une faute; rater son effet; réduire en bouilli; s'abîmer; faire une faute; aller à côté
    • faillir werkwoord (faux, faut, faillons, faillez, )
    • échouer werkwoord (échoue, échoues, échouons, échouez, )
    • ne pas réussir werkwoord
    • se tromper werkwoord
    • être un flop werkwoord
    • périr werkwoord (péris, périt, périssons, périssez, )
    • manquer werkwoord (manque, manques, manquons, manquez, )
    • rater werkwoord (rate, rates, ratons, ratez, )
    • chuter werkwoord (chute, chutes, chutons, chutez, )
    • tourner mal werkwoord
    • se méprendre werkwoord
    • rater son coup werkwoord
    • rater son effet werkwoord
    • s'abîmer werkwoord
    • faire une faute werkwoord
    • aller à côté werkwoord

Conjugations for afgaan:

o.t.t.
  1. ga af
  2. gaat af
  3. gaat af
  4. gaan af
  5. gaan af
  6. gaan af
o.v.t.
  1. ging af
  2. ging af
  3. ging af
  4. gingen af
  5. gingen af
  6. gingen af
v.t.t.
  1. ben afgegaan
  2. bent afgegaan
  3. is afgegaan
  4. zijn afgegaan
  5. zijn afgegaan
  6. zijn afgegaan
v.v.t.
  1. was afgegaan
  2. was afgegaan
  3. was afgegaan
  4. waren afgegaan
  5. waren afgegaan
  6. waren afgegaan
o.t.t.t.
  1. zal afgaan
  2. zult afgaan
  3. zal afgaan
  4. zullen afgaan
  5. zullen afgaan
  6. zullen afgaan
o.v.t.t.
  1. zou afgaan
  2. zou afgaan
  3. zou afgaan
  4. zouden afgaan
  5. zouden afgaan
  6. zouden afgaan
diversen
  1. ga af!
  2. gaat af!
  3. afgegaan
  4. afgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afgaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller à côté afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
chuter afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen
commettre une erreur afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
commettre une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
faillir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
faire une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
manquer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afwezig zijn; erbij inschieten; gebrek hebben; knellen; kwijtraken; mankeren; missen; ontberen; ontbreken; over het hoofd zien; strak zitten; verliezen; verloren gaan; vermissen; verzaken; verzuimen; wegraken
ne pas réussir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
périr afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen achteruitgaan; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; instorten; omkomen; ondergaan; ontbinden; overlijden; rotten; sneuvelen; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vallen; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; wegvallen; zinken
rater afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen iets mislopen; mislopen; missen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
rater son coup afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
rater son effet afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
réduire en bouilli afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
s'abîmer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
se méprendre afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
se tromper afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; feilen; het mis hebben; misrekenen; mistasten; verdwaald zijn; vergissen; verrekenen; verspreken; zich bij het rekenen vergissen; zich misrekenen; zich vergissen
tourner mal afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen te kort schieten; tegenvallen; zich misdragen
échouer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen begeven; flippen; landen; neerkomen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; vallen
être un flop afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen

Verwante definities voor "afgaan":

  1. dom lijken1
    • hij ging wel af toen hij dat foute antwoord gaf1
  2. je door iemand laten leiden omdat je hem vertrouwt1
    • op welke adviseur moet ik nu afgaan?1
  3. plotseling beginnen te werken1
    • de wekker ging af1
  4. recht naar iemand toe lopen1
    • hij ging op de leraar af1

Wiktionary: afgaan

afgaan
verb
  1. naar beneden gaan
  2. afgeschoten worden
  3. een slechte indruk nalaten
afgaan
Cross Translation:
FromToVia
afgaan faire un bide; faire un four; faire un flop; être un fiasco flop — to fail completely, not to be successful at all