Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kaap:
  2. kapen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kaap (Nederlands) in het Frans

kaap:

kaap [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kaap
    le cap; le promontoire
    • cap [le ~] zelfstandig naamwoord
    • promontoire [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kaap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cap kaap koers; vaarroute; voorgebergte
promontoire kaap voorgebergte

Verwante woorden van "kaap":


Wiktionary: kaap

kaap
noun
  1. een in zee vooruitstekende landpunt
kaap
noun
  1. géographie|fr pointe de terre qui s’avance dans la mer.

Cross Translation:
FromToVia
kaap cap cape — headland
kaap cap Kap — ein weit ins Meer vorgeschobener Endpunkt eines Gebirges, ein vorspringender Teil einer Felsenküste

kapen:

kapen werkwoord (kaap, kaapt, kaapte, kaapten, gekaapt)

  1. kapen (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    enlever; voler; prendre; chiper; dérober; retirer; piquer; ôter; barboter; faucher; marauder; piller; rafler; subtiliser; choper; s'emparer
    • enlever werkwoord (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • voler werkwoord (vole, voles, volons, volez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • chiper werkwoord (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • dérober werkwoord (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • retirer werkwoord (retire, retires, retirons, retirez, )
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )
    • ôter werkwoord (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, )
    • barboter werkwoord (barbote, barbotes, barbotons, barbotez, )
    • faucher werkwoord (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • marauder werkwoord (maraude, maraudes, maraudons, maraudez, )
    • piller werkwoord (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • rafler werkwoord (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • subtiliser werkwoord (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
    • choper werkwoord (chope, chopes, chopons, chopez, )
    • s'emparer werkwoord

Conjugations for kapen:

o.t.t.
  1. kaap
  2. kaapt
  3. kaapt
  4. kapen
  5. kapen
  6. kapen
o.v.t.
  1. kaapte
  2. kaapte
  3. kaapte
  4. kaapten
  5. kaapten
  6. kaapten
v.t.t.
  1. heb gekaapt
  2. hebt gekaapt
  3. heeft gekaapt
  4. hebben gekaapt
  5. hebben gekaapt
  6. hebben gekaapt
v.v.t.
  1. had gekaapt
  2. had gekaapt
  3. had gekaapt
  4. hadden gekaapt
  5. hadden gekaapt
  6. hadden gekaapt
o.t.t.t.
  1. zal kapen
  2. zult kapen
  3. zal kapen
  4. zullen kapen
  5. zullen kapen
  6. zullen kapen
o.v.t.t.
  1. zou kapen
  2. zou kapen
  3. zou kapen
  4. zouden kapen
  5. zouden kapen
  6. zouden kapen
en verder
  1. ben gekaapt
  2. bent gekaapt
  3. is gekaapt
  4. zijn gekaapt
  5. zijn gekaapt
  6. zijn gekaapt
diversen
  1. kaap!
  2. kaapt!
  3. gekaapt
  4. kapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kapen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barboter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; pootjebaden; snaaien; wegkapen
chiper achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achteroverdrukken; afbedelen; afpakken; afsnoepen; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; ontvreemden; pikken; snaaien; snoepen; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
choper achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; betrappen; snappen
dérober achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven; beroven van; depriveren; gappen; inpikken; jatten; ontnemen; ontraadselen; ontrafelen; ontstelen; ontvreemden; ontwarren; pikken; roven; snaaien; stelen; te kort doen; uitkleden; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; van kleding ontdoen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
enlever achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afhalen; afnemen; afplukken; afrukken; afscheuren; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; erafhalen; eruit nemen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kidnappen; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; loshalen; lospeuteren; losplukken; meenemen; naar buiten halen; nadragen; ontkleden; ontnemen; ontvoeren; ophalen; plukken; ruimen; schaken; te kort doen; uitdoen; uitgommen; uithalen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; voor de voeten gooien; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegsteken; wegstoppen; wegvegen; wissen
faucher achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; maaien; neervlijen; ontfutselen; pikken
marauder achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
piller achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; beroven; bietsen; gappen; grissen; inpikken; leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontfutselen; pikken; plunderen; roven; uitplunderen; uitschudden
piquer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afpakken; aftroggelen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; prikkelen; prikken; raspen; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; verdonkeremanen; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegpikken
prendre achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; jatten; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; rekruteren; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; werven; zich bedienen; ziften
rafler achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
retirer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; bedaren; bedwingen; beheersen; beroven van; beschuldigen; beteugelen; blameren; depriveren; herroepen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; in bedwang houden; intomen; intrekken; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; matigen; nadragen; nietig verklaren; ontnemen; te kort doen; terugkomen op; terugroepen; uithalen; voor de voeten gooien; zijn woorden terugnemen
s'emparer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
subtiliser achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; afpakken; aftroggelen; beroven van; bietsen; depriveren; gappen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; smokkelen; stelen; te kort doen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
voler achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven; beroven van; bestelen; depriveren; fladderen; gappen; hangen; inpikken; jatten; ladelichten; leegplunderen; navigeren; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; per vliegtuig reizen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; stuiven; te kort doen; uitplunderen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; vliegen; vliegtuig besturen; wapperen; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken; zweven
ôter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken eruit nemen; nemen uit; ontkleden; uitdoen; uitkleden; uitlichten; uitnemen; uittrekken

Verwante woorden van "kapen":


Wiktionary: kapen


Cross Translation:
FromToVia
kapen détourner hijack — to seize control of a vehicle
kapen enlever; kidnapper; détourner entführen — jemanden (oder etwas in dem sich Personen befinden) heimlich oder gewaltsam wegbringen, verschleppen