Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kras (Nederlands) in het Frans

kras:

kras [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kras (pennekras; haal)
    la rayure; le trait; la raie; le trait de plume
    • rayure [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trait [le ~] zelfstandig naamwoord
    • raie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trait de plume [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kras (schram; krab; krabwond)
    la griffure; l'emprunteur; l'éraflure; l'égratignure; l'écorchure; la déchirure

Vertaal Matrix voor kras:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
déchirure krab; krabwond; kras; schram afrukken; barsten; kepen; krakken; losrukken; scheur; torn
emprunteur krab; krabwond; kras; schram kredietnemer; lener
griffure krab; krabwond; kras; schram gekrabbel; krabbelen; met de nagels krabbelen
raie haal; kras; pennekras lijn; rog; schreef
rayure haal; kras; pennekras
trait haal; kras; pennekras dronk; eigenschap; gelaatstrek; gezichtsrimpel; haal; haal met de pen; haaltje; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; kwaststreek; lijn; lijntje; linie; pennenstreek; rimpel; ruk; schimpscheut; schreef; slok; stigma; streep; streepje; teug; trek; trekje; trekje aan een sigaret; typering; voorzet
trait de plume haal; kras; pennekras haal met de pen; pennenstreek
écorchure krab; krabwond; kras; schram schaafwond
égratignure krab; krabwond; kras; schram aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel
éraflure krab; krabwond; kras; schram ontvellen; ontvelling; schampschot; schrammetje

Verwante woorden van "kras":



krassen:

krassen werkwoord (kras, krast, kraste, krasten, gekrast)

  1. krassen (zich krabben)
    griffer; racler; se gratter; frotter; gratter; égratigner
    • griffer werkwoord (griffe, griffes, griffons, griffez, )
    • racler werkwoord (racle, racles, raclons, raclez, )
    • se gratter werkwoord
    • frotter werkwoord (frotte, frottes, frottons, frottez, )
    • gratter werkwoord (gratte, grattes, grattons, grattez, )
    • égratigner werkwoord (égratigne, égratignes, égratignons, égratignez, )

Conjugations for krassen:

o.t.t.
  1. kras
  2. krast
  3. krast
  4. krassen
  5. krassen
  6. krassen
o.v.t.
  1. kraste
  2. kraste
  3. kraste
  4. krasten
  5. krasten
  6. krasten
v.t.t.
  1. heb gekrast
  2. hebt gekrast
  3. heeft gekrast
  4. hebben gekrast
  5. hebben gekrast
  6. hebben gekrast
v.v.t.
  1. had gekrast
  2. had gekrast
  3. had gekrast
  4. hadden gekrast
  5. hadden gekrast
  6. hadden gekrast
o.t.t.t.
  1. zal krassen
  2. zult krassen
  3. zal krassen
  4. zullen krassen
  5. zullen krassen
  6. zullen krassen
o.v.t.t.
  1. zou krassen
  2. zou krassen
  3. zou krassen
  4. zouden krassen
  5. zouden krassen
  6. zouden krassen
en verder
  1. ben gekrast
  2. bent gekrast
  3. is gekrast
  4. zijn gekrast
  5. zijn gekrast
  6. zijn gekrast
diversen
  1. kras!
  2. krast!
  3. gekrast
  4. krassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krassen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het krassen (gekras)
    le grattement; le raclements; le grincement; le crissement

Vertaal Matrix voor krassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
crissement gekras; krassen gekrab; geritsel; geruis; ritseling; ruis
grattement gekras; krassen afkrabben; gekrab; schraapsel
grincement gekras; krassen geknars; geknerp; gekrab; knarsgeluid; kraakgeluid
raclements gekras; krassen gekrab
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frotter krassen; zich krabben aanmaken; aansteken; afboenen; afschrobben; afschuren; afstrijken; boenen; gladmaken; gladwrijven; lepel afstrijken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raspen; schaven; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; schuren; wrijven
gratter krassen; zich krabben afkrabben; afschrappen; beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen; schrappen; wegkrabben
griffer krassen; zich krabben
racler krassen; zich krabben afkrabben; afschaven; raspen; schaven; schrapen; schrappen; schuren
se gratter krassen; zich krabben
égratigner krassen; zich krabben bekrassen

Verwante woorden van "krassen":


Wiktionary: krassen

krassen
verb
  1. pousser le cri particulier à son espèce, parler d’un corbeau.
  2. racler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
  3. produire un bruit aigre en serrer les dents les unes contre les autres sous l’action de l’agacement, de la douleur ou de la colère.
noun
  1. médecine|fr incision superficielle faite à la peau avec une lancette ou un bistouri pour permettre l’écoulement d’un peu de sang ou de sérosité.

Cross Translation:
FromToVia
krassen gratter scratch — To rub a surface with a sharp object