Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. laveren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laveren (Nederlands) in het Frans

laveren:

laveren werkwoord (laveer, laveert, laveerde, laveerden, gelaveerd)

  1. laveren (schipperen)
    naviguer; transiger; biaiser; louvoyer
    • naviguer werkwoord (navigue, navigues, naviguons, naviguez, )
    • transiger werkwoord
    • biaiser werkwoord (biaise, biaises, biaisons, biaisez, )
    • louvoyer werkwoord (louvoie, louvoies, louvoyons, louvoyez, )
  2. laveren (tegen de wind in varen; kruisen)
    barrer; contrecarrer; louvoyer; aller à l'encontre de
    • barrer werkwoord (barre, barres, barrons, barrez, )
    • contrecarrer werkwoord (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
    • louvoyer werkwoord (louvoie, louvoies, louvoyons, louvoyez, )

Conjugations for laveren:

o.t.t.
  1. laveer
  2. laveert
  3. laveert
  4. laveren
  5. laveren
  6. laveren
o.v.t.
  1. laveerde
  2. laveerde
  3. laveerde
  4. laveerden
  5. laveerden
  6. laveerden
v.t.t.
  1. heb gelaveerd
  2. hebt gelaveerd
  3. heeft gelaveerd
  4. hebben gelaveerd
  5. hebben gelaveerd
  6. hebben gelaveerd
v.v.t.
  1. had gelaveerd
  2. had gelaveerd
  3. had gelaveerd
  4. hadden gelaveerd
  5. hadden gelaveerd
  6. hadden gelaveerd
o.t.t.t.
  1. zal laveren
  2. zult laveren
  3. zal laveren
  4. zullen laveren
  5. zullen laveren
  6. zullen laveren
o.v.t.t.
  1. zou laveren
  2. zou laveren
  3. zou laveren
  4. zouden laveren
  5. zouden laveren
  6. zouden laveren
en verder
  1. ben gelaveerd
  2. bent gelaveerd
  3. is gelaveerd
  4. zijn gelaveerd
  5. zijn gelaveerd
  6. zijn gelaveerd
diversen
  1. laveer!
  2. laveert!
  3. gelaveerd
  4. laverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

laveren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. laveren
    le louvoyement

Vertaal Matrix voor laveren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
louvoyement laveren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller à l'encontre de kruisen; laveren; tegen de wind in varen druisen; druist in tegen
barrer kruisen; laveren; tegen de wind in varen afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; barricaderen; begrenzen; beperken; blokkeren; doorstrepen; dwarsbomen; dwarsliggen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; naar einde toewerken; omlijnen; stremmen; tegenwerken; versperren
biaiser laveren; schipperen
contrecarrer kruisen; laveren; tegen de wind in varen afhouden; beletten; beperken; dwarsbomen; dwarsliggen; een kruis slaan; ervanaf houden; hinderen; indammen; inkapselen; inperken; kruisen; limiteren; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weerstreven
louvoyer kruisen; laveren; schipperen; tegen de wind in varen opkruisen; oplaveren
naviguer laveren; schipperen bevaren; gaan varen; navigeren; varen
transiger laveren; schipperen

Wiktionary: laveren

laveren
verb
  1. bij tegenwind zigzagswijze opzeilen
laveren
verb
  1. marine|fr Faire plusieurs routes en zigzag au plus près du vent, en lui présenter tantôt un côté du bâtiment, tantôt l’autre.

Cross Translation:
FromToVia
laveren manœuvrer maneuver — to move (something) carefully, and often with difficulty, into a certain position
laveren louvoyer lavierenintransitiv, seemannssprachlich, veraltet: seitlings gegen den Wind segeln