Nederlands

Uitgebreide vertaling voor los (Nederlands) in het Frans

los:

los bijvoeglijk naamwoord

  1. los (beweegbaar; mobiel; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend)
    mobile; portatif; transportable; pas fixe
  2. los (niet vast)
    détaché
  3. los (niet vast; verschuifbaar; verplaatsbaar)
    coulissant; mobile; portatif; transportable
  4. los (pulverig; rul; mul)
    poudreuse; poudreux
  5. los (wankel; wankelend; wankelbaar; rank; onvast)
    chancelant; précaire; bancal; incertain; indécis; vacillant; d'une façon incertaine

Vertaal Matrix voor los:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indécis wankelmoedige; weifelaar
mobile beweegreden; drijfveer; motief; motivatie; reden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coulissant schuif-
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bancal los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend krombenig
chancelant los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; gammel; geestelijk onstabiel; heen en weer bewegend; krakkemikkig; labiel; schommelend; waggelend; wankel; wiebelend; zwak
coulissant los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar
d'une façon incertaine los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
détaché los; niet vast apart; emotieloos; gescheiden; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; los van elkaar; losgemaakt; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; separaat; zielloos
incertain los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; delicaat; discutabel; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; halfslachtig; inconsistent; kritiek; lastig; netelig; niet zeker; ongewis; onstandvastig; onvast; penibel; precair; schoorvoetend; twijfelachtig; twijfelmoedig; variabel; variërend; veranderlijk; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
indécis los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; halfslachtig; inconsistent; onbepaald; onbeslist; onstandvastig; onuitgemaakt; schoorvoetend; twijfelmoedig; veranderlijk; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
mobile beweegbaar; los; mobiel; niet vast; roerend; verplaatsbaar; verschuifbaar; verzetbaar
pas fixe beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar
portatif beweegbaar; los; mobiel; niet vast; roerend; verplaatsbaar; verschuifbaar; verzetbaar transportabel; transporteerbaar; verplaatsbaar; vervoerbaar
poudreuse los; mul; pulverig; rul
poudreux los; mul; pulverig; rul
précaire los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend delicaat; dreigend; eng; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
transportable beweegbaar; los; mobiel; niet vast; roerend; verplaatsbaar; verschuifbaar; verzetbaar tilbaar; transportabel; transporteerbaar; verplaatsbaar; vervoerbaar
vacillant los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; labiel; onstandvastig; schommelend; twijfelmoedig; waggelend; wankelmoedig; wiebelend; wiebelig

Verwante woorden van "los":


Antoniemen van "los":


Verwante definities voor "los":

  1. niet of niet stevig vast1
    • de hond is los1
  2. niet strak of gespannen1
    • je moet je spieren los maken1
  3. op zichzelf, afzonderlijk1
    • hij schreef enkele losse woorden1

Wiktionary: los

los
adjective
  1. Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.
  2. Non serré
  3. Qui se meut ou qui peut être mû, qui n’est pas fixe. (Sens général).
  4. Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.
noun
  1. félin

Cross Translation:
FromToVia
los libre free — not imprisoned
los libre free — unconstrained
los lâche loose — not fixed tightly

lossen:

lossen werkwoord (los, lost, loste, losten, gelost)

  1. lossen (iets uitladen; ontladen; afladen)
    décharger; débarquer
    • décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • débarquer werkwoord (débarque, débarques, débarquons, débarquez, )
  2. lossen (uitladen)
    décharger; débarquer; vider
    • décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • débarquer werkwoord (débarque, débarques, débarquons, débarquez, )
    • vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, )

Conjugations for lossen:

o.t.t.
  1. los
  2. lost
  3. lost
  4. lossen
  5. lossen
  6. lossen
o.v.t.
  1. loste
  2. loste
  3. loste
  4. losten
  5. losten
  6. losten
v.t.t.
  1. heb gelost
  2. hebt gelost
  3. heeft gelost
  4. hebben gelost
  5. hebben gelost
  6. hebben gelost
v.v.t.
  1. had gelost
  2. had gelost
  3. had gelost
  4. hadden gelost
  5. hadden gelost
  6. hadden gelost
o.t.t.t.
  1. zal lossen
  2. zult lossen
  3. zal lossen
  4. zullen lossen
  5. zullen lossen
  6. zullen lossen
o.v.t.t.
  1. zou lossen
  2. zou lossen
  3. zou lossen
  4. zouden lossen
  5. zouden lossen
  6. zouden lossen
en verder
  1. ben gelost
  2. bent gelost
  3. is gelost
  4. zijn gelost
  5. zijn gelost
  6. zijn gelost
diversen
  1. los!
  2. lost!
  3. gelost
  4. lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lossen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lossen (afladen; uitladen)
    le déchargement; la décharge

Vertaal Matrix voor lossen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
décharge afladen; lossen; uitladen barak; belt; bouwkeet; decharge; drainage; drooglegging; hangaar; keet; leegmaken; loods; ontwatering; spuiïng; stortplaats; uitladen
déchargement afladen; lossen; uitladen elektrische ontlading; leegmaken; lossing; offloading; ontlading; ontlasting; plotselinge uitbarsting; stoelgang; uitladen; uitlading; van een last ontdoen; verlichting; verzachting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
débarquer afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen aan land gaan; aan wal gaan; debarkeren; ontschepen
décharger afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen aan de dijk zetten; afdanken; afmaken; afreageren; afscheiden; afschieten; afslachten; afvloeien; afvoeren; afvuren; bliksemen; congé geven; dechargeren; doden; ecarteren; eruit gooien; flitsen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lozen; luchten; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontslaan; oplichten; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; vermoorden; verzenden; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden; zuiveren
vider lossen; uitladen gieten; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; leegplunderen; leegpompen; leegroven; leegstelen; leegstorten; legen; opdrinken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; plunderen; schenken; uitdrinken; uitgieten; uitgooien; uithalen; uitknijpen; uitpersen; uitpompen; uitschenken; uitstorten; uitwerpen; uitzuigen

Verwante definities voor "lossen":

  1. er de lading uithalen1
    • het schip werd in Rotterdam gelost1
  2. het niet langer vasthouden1
    • de duiven werden gelost1


Verwante vertalingen van los



Frans

Uitgebreide vertaling voor los (Frans) in het Nederlands

os:

os [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'os
    de bot
    • bot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. l'os
    de ledemaat; het been
    • ledemaat [de ~] zelfstandig naamwoord
    • been [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. l'os
    de knekels
    • knekels [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  4. l'os
    de knekel
    • knekel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor os:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
been os jambe
bot os
knekel os
knekels os
ledemaat os membre; partie du corps
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bot brusquement; d'un ton brusque; d'un ton sec; flou; grossier; impoli; mal élevé; maladroit; non civilisé; rudement; rustre; sans détours; simplement; sobrement; sèchement; tout net; vulgaire
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bot robot

Synoniemen voor "os":


Wiktionary: os

os
noun
  1. squelette|fr indén|fr tissu dur et calcifié du squelette des animaux vertébrés, consistant en très grande partie en carbonate de calcium, phosphate de calcium et gélatine.
os
noun
  1. onderdeel van het skelet

Cross Translation:
FromToVia
os been bone — material
os graat; bot; been bone — component of a skeleton
os been Knochenunzählbar: das Material, aus dem [1] ist
os bot Knochen — Teil des Skeletts der Wirbeltiere

Verwante vertalingen van los