Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. opvrolijken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opvrolijken (Nederlands) in het Frans

opvrolijken:

opvrolijken werkwoord (vrolijk op, vrolijkt op, vrolijkte op, vrolijkten op, opgevrolijkt)

  1. opvrolijken
    réjouir; égayer
    • réjouir werkwoord (réjouis, réjouit, réjouissons, réjouissez, )
    • égayer werkwoord (égaie, égaies, égayons, égayez, )

Conjugations for opvrolijken:

o.t.t.
  1. vrolijk op
  2. vrolijkt op
  3. vrolijkt op
  4. vrolijken op
  5. vrolijken op
  6. vrolijken op
o.v.t.
  1. vrolijkte op
  2. vrolijkte op
  3. vrolijkte op
  4. vrolijkten op
  5. vrolijkten op
  6. vrolijkten op
v.t.t.
  1. heb opgevrolijkt
  2. hebt opgevrolijkt
  3. heeft opgevrolijkt
  4. hebben opgevrolijkt
  5. hebben opgevrolijkt
  6. hebben opgevrolijkt
v.v.t.
  1. had opgevrolijkt
  2. had opgevrolijkt
  3. had opgevrolijkt
  4. hadden opgevrolijkt
  5. hadden opgevrolijkt
  6. hadden opgevrolijkt
o.t.t.t.
  1. zal opvrolijken
  2. zult opvrolijken
  3. zal opvrolijken
  4. zullen opvrolijken
  5. zullen opvrolijken
  6. zullen opvrolijken
o.v.t.t.
  1. zou opvrolijken
  2. zou opvrolijken
  3. zou opvrolijken
  4. zouden opvrolijken
  5. zouden opvrolijken
  6. zouden opvrolijken
en verder
  1. ben opgevrolijkt
  2. bent opgevrolijkt
  3. is opgevrolijkt
  4. zijn opgevrolijkt
  5. zijn opgevrolijkt
  6. zijn opgevrolijkt
diversen
  1. vrolijk op!
  2. vrolijkt op!
  3. opgevrolijkt
  4. opvrolijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opvrolijken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
réjouir opvrolijken blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
égayer opvrolijken blij maken; opfleuren; opmonteren; verkwikken; verlustigen; vrolijker worden

Wiktionary: opvrolijken

opvrolijken
verb
  1. opmonteren, animeren
opvrolijken