Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. sjouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sjouwen (Nederlands) in het Frans

sjouwen:

sjouwen werkwoord (sjouw, sjouwt, sjouwde, sjouwden, gesjouwd)

  1. sjouwen (torsen; zeulen)
    traîner; porter; trimballer; porter avec effort
    • traîner werkwoord (traîne, traînes, traînons, traînez, )
    • porter werkwoord (porte, portes, portons, portez, )
    • trimballer werkwoord
    • porter avec effort werkwoord

Conjugations for sjouwen:

o.t.t.
  1. sjouw
  2. sjouwt
  3. sjouwt
  4. sjouwen
  5. sjouwen
  6. sjouwen
o.v.t.
  1. sjouwde
  2. sjouwde
  3. sjouwde
  4. sjouwden
  5. sjouwden
  6. sjouwden
v.t.t.
  1. heb gesjouwd
  2. hebt gesjouwd
  3. heeft gesjouwd
  4. hebben gesjouwd
  5. hebben gesjouwd
  6. hebben gesjouwd
v.v.t.
  1. had gesjouwd
  2. had gesjouwd
  3. had gesjouwd
  4. hadden gesjouwd
  5. hadden gesjouwd
  6. hadden gesjouwd
o.t.t.t.
  1. zal sjouwen
  2. zult sjouwen
  3. zal sjouwen
  4. zullen sjouwen
  5. zullen sjouwen
  6. zullen sjouwen
o.v.t.t.
  1. zou sjouwen
  2. zou sjouwen
  3. zou sjouwen
  4. zouden sjouwen
  5. zouden sjouwen
  6. zouden sjouwen
en verder
  1. ben gesjouwd
  2. bent gesjouwd
  3. is gesjouwd
  4. zijn gesjouwd
  5. zijn gesjouwd
  6. zijn gesjouwd
diversen
  1. sjouw!
  2. sjouwt!
  3. gesjouwd
  4. sjouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sjouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
porter sjouwen; torsen; zeulen aan hebben; aandoen; aangeven; aanreiken; afgeven; afvoeren; berokkenen; dragen; gebukt gaan onder; geven; meedragen; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; omhoogdragen; ondersteunen; opwaarts dragen; overgeven; overhandigen; rugsteunen; steunen; toebrengen; toesteken; torsen; veroorzaken; versturen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; zenden
porter avec effort sjouwen; torsen; zeulen ondersteunen; rugsteunen; steunen
traîner sjouwen; torsen; zeulen aanslepen; aarzelen; dralen; drentelen; dubben; flaneren; gebukt gaan onder; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondlummelen; rondslenteren; rondslingeren; rondwandelen; slenteren; slepen; sleuren; slingeren; talmen; teuten; torsen; trekken; treuzelen; verdwaald zijn; versjouwen; verslepen; voorttrekken; weifelen
trimballer sjouwen; torsen; zeulen gebukt gaan onder; torsen

Wiktionary: sjouwen

sjouwen
verb
  1. lopen met een zware lading