Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snellen (Nederlands) in het Frans

snellen:

snellen werkwoord (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)

  1. snellen (spoeden)
    courir; se rendre en hâte; filer; accourir; se précipiter; galoper; s'élancer; se rendre en toute hâte
    • courir werkwoord (cours, court, courons, courez, )
    • se rendre en hâte werkwoord
    • filer werkwoord (file, files, filons, filez, )
    • accourir werkwoord (accours, accourt, accourons, accourez, )
    • se précipiter werkwoord
    • galoper werkwoord (galope, galopes, galopons, galopez, )
    • s'élancer werkwoord
  2. snellen (zich haasten; opschieten; jagen; )

Conjugations for snellen:

o.t.t.
  1. snel
  2. snelt
  3. snelt
  4. snellen
  5. snellen
  6. snellen
o.v.t.
  1. snelde
  2. snelde
  3. snelde
  4. snelden
  5. snelden
  6. snelden
v.t.t.
  1. ben gesneld
  2. bent gesneld
  3. is gesneld
  4. zijn gesneld
  5. zijn gesneld
  6. zijn gesneld
v.v.t.
  1. was gesneld
  2. was gesneld
  3. was gesneld
  4. waren gesneld
  5. waren gesneld
  6. waren gesneld
o.t.t.t.
  1. zal snellen
  2. zult snellen
  3. zal snellen
  4. zullen snellen
  5. zullen snellen
  6. zullen snellen
o.v.t.t.
  1. zou snellen
  2. zou snellen
  3. zou snellen
  4. zouden snellen
  5. zouden snellen
  6. zouden snellen
diversen
  1. snel!
  2. snelt!
  3. gesneld
  4. snellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

snellen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het snellen (hardlopen; rennen; hollen; zich snel voortbewegen)
    le fait de courir; le fait de marcher très vite; le fait de sprinter; la lutte de vitesse à pied

Vertaal Matrix voor snellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fait de courir hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geren; rennen
fait de marcher très vite hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
fait de sprinter hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
lutte de vitesse à pied hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accourir snellen; spoeden aanstormen; opjagen
courir snellen; spoeden azen; draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hardrijden; hollen; jachten; jakkeren; motorracen; opjagen; pezen; prooizoeken; racen; rennen; reppen; spoeden; sprinten
filer snellen; spoeden 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; draven; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; galopperen; hard rennen; hardlopen; hem smeren; hollen; ladderen; met de noorderzon vertrekken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; opjagen; pezen; racen; rennen; schaduwen; sprinten; van huis weglopen; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zoeven
galoper snellen; spoeden draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hollen; opjagen; pezen; racen; rennen; sprinten
s'empresser ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aansporen; aanzetten; jachten; jakkeren; reppen; spoeden
s'élancer snellen; spoeden aanvallen; afspatten; afspringen; afvliegen; attaqueren; belegeren; bestormen; opjagen; overvallen
se dépêcher ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aantreden; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; overhaasten; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; toetreden; voortmaken; zich spoeden
se hâter ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; overhaasten; reppen; spoeden; stressen; voortmaken; zich spoeden
se presser ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; overhaasten; reppen; spoeden; stressen; tempo maken; voortmaken; zich spoeden; zich verdringen
se précipiter ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; binnenstormen; binnenvliegen; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jagen; opjagen; overhaasten; overvallen; rennen; spoeden; stressen; tempo maken; voortmaken; zich spoeden; zich storten
se rendre en hâte snellen; spoeden opjagen
se rendre en toute hâte snellen; spoeden opjagen

Wiktionary: snellen

snellen
verb
  1. Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Cross Translation:
FromToVia
snellen détaler; se sauver scurry — to run away with quick light steps

Verwante vertalingen van snellen