Nederlands

Uitgebreide vertaling voor staat (Nederlands) in het Frans

staat:

staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staat (natie; land; rijk)
    l'Etat; la nation; l'état; le royaume; l'empire; l'autorités; la situation; la condition; le peuple; la circonstance
    • Etat [le ~] zelfstandig naamwoord
    • nation [la ~] zelfstandig naamwoord
    • état [le ~] zelfstandig naamwoord
    • royaume [le ~] zelfstandig naamwoord
    • empire [le ~] zelfstandig naamwoord
    • autorités [la ~] zelfstandig naamwoord
    • situation [la ~] zelfstandig naamwoord
    • condition [la ~] zelfstandig naamwoord
    • peuple [le ~] zelfstandig naamwoord
    • circonstance [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de staat (gesteldheid; toestand; positie)
    l'état; la situation; la position; la condition; la prise de position
  3. de staat (toestand; conditie)
    la condition; l'état; la disposition; la circonstance; la situation; l'ennuis; le tracas
  4. de staat (lijst van gegevens; overzicht; lijst; )
    la liste
    • liste [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. de staat (opsomming; opnoeming; lijst)
    l'énumération; la liste; le registre
  6. de staat

Vertaal Matrix voor staat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Etat land; natie; rijk; staat autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
autorités land; natie; rijk; staat autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbenden; gezaghebbers; gezagsorgaan; hogerhand; instantie; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
circonstance conditie; land; natie; rijk; staat; toestand
condition conditie; gesteldheid; land; natie; positie; rijk; staat; toestand artikel; beding; bepaling; beperking; clausule; conditie; criterium; eis; kriterium; must; restrictie; vereiste; voorbehoud; voorwaarde; zinsnede
disposition conditie; staat; toestand aanvoelen; beschikbaarheid; beschikking; bui; compromis; confessie; feeling; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; geneigdheid; gevoel; gezindheid; gezindte; hang; humeur; inborst; inclinatie; indeling; neiging; stemming; temperament; vergelijk
empire land; natie; rijk; staat autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; imperium; keizerrijk; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
ennuis conditie; staat; toestand ellende; gedram; gelazer; getob; gezanik; gezeur; malheur; moeilijkheden; narigheden; narigheid; ongeluk; ongemakken; ongerieven; onheil; onspoed; pech; problemen; ramp; rampspoed; rompslomp; sores; tegenslag; tegenspoed; terugslagen; trammelant; veel gedoe; zorgen
liste lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; opnoeming; opsomming; overzicht; staat; staatje index; inhoud; inhoudsopgave; lijst; register; tabel; tafel
nation land; natie; rijk; staat natie; volk
peuple land; natie; rijk; staat mensen; natie; volk
position gesteldheid; positie; staat; toestand aanname; ambt; baan; betrekking; bewering; denkbeeld; dienstbetrekking; functie; gelid; gezichtspunt; hiërarchie; houding; idee; interpretatie; inzicht; job; lezing; ligging; locatie; mening; oordeel; opinie; opvatting; plaatsbepaling; positie; rang; rangorde; rechtspositie; standpunt; standpuntbepaling; stelling; stellingname; thema; these; thesis; visie; volgorde; werk; werkkring; werkplek; zienswijze
prise de position gesteldheid; positie; staat; toestand aanname; bewering; denkbeeld; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; positie; standpunt; standpuntbepaling; stelling; stellingname; thema; these; thesis; visie; zienswijze
registre lijst; opnoeming; opsomming; staat hoofdboek; index; inhoud; inhoudsopgave; kantoorboek; klapper; register
royaume land; natie; rijk; staat autoriteiten; koninkrijk; openbaar gezag; overheid; rijk; rijksbestuur
situation conditie; gesteldheid; land; natie; positie; rijk; staat; toestand baan; dienstbetrekking; functie; job; ligging; locatie; omstandigheden; omstandigheid; plaatsbepaling; positie; situatie; stand van zaken; toestand
tracas conditie; staat; toestand beslommering; drukte; gepeins; gepieker; geprakkizeer; heisa; krakeel; rompslomp
énumération lijst; opnoeming; opsomming; staat opsomming
état conditie; gesteldheid; land; natie; positie; rijk; staat; toestand aanzien; achtbaarheid; prestige; status; toestand
- land; rijk; toestand
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
État staat

Verwante woorden van "staat":


Synoniemen voor "staat":


Verwante definities voor "staat":

  1. gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering1
    • dit is een bedrijf van de staat1
  2. overzicht, lijst1
    • op dit staatje kun je zien wat je verdient1
  3. hoe iets of iemand is1
    • het gebouw is in zijn oude staat hersteld1

Wiktionary: staat

staat
noun
  1. een land
staat
Cross Translation:
FromToVia
staat empire empire — political unit
staat État state — any sovereign polity
staat État state — a political division of a federation retaining a degree of autonomy
staat état state — a condition
staat capable; de up to — capable of
staat État Staat — Gesamtheit der Einrichtungen, die dazu dienen, das Zusammenleben der auf einem abgegrenzten Territorium lebenden Menschen mithilfe von Gesetzgebung, Rechtsprechung und vollziehender Gewalt dauerhaft sicherzustellen
staat état ZustandArt und Weise, wie etwas zu einem bestimmen Zeitpunkt ist

staat vorm van staan:

staan werkwoord (sta, staat, stond, stonden, gestaan)

  1. staan

Conjugations for staan:

o.t.t.
  1. sta
  2. staat
  3. staat
  4. staan
  5. staan
  6. staan
o.v.t.
  1. stond
  2. stond
  3. stond
  4. stonden
  5. stonden
  6. stonden
v.t.t.
  1. heb gestaan
  2. hebt gestaan
  3. heeft gestaan
  4. hebben gestaan
  5. hebben gestaan
  6. hebben gestaan
v.v.t.
  1. had gestaan
  2. had gestaan
  3. had gestaan
  4. hadden gestaan
  5. hadden gestaan
  6. hadden gestaan
o.t.t.t.
  1. zal staan
  2. zult staan
  3. zal staan
  4. zullen staan
  5. zullen staan
  6. zullen staan
o.v.t.t.
  1. zou staan
  2. zou staan
  3. zou staan
  4. zouden staan
  5. zouden staan
  6. zouden staan
en verder
  1. ben gestaan
  2. bent gestaan
  3. is gestaan
  4. zijn gestaan
  5. zijn gestaan
  6. zijn gestaan
diversen
  1. sta!
  2. stat!
  3. gestaan
  4. staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor staan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bien aller staan aanstaan; bevallen; bijpassen; conveniëren; flatteren; goed staan; passen; prettig vinden

Antoniemen van "staan":


Verwante definities voor "staan":

  1. bij hem passen1
    • dat pak staat hem goed1
  2. in een bepaalde toestand zijn1
    • dat gebouw staat leeg1
  3. op voeten of poten overeind zijn1
    • aan het eind van het concert ging het publiek staan1
  4. opgeschreven of gedrukt1
    • in de krant staat dat de minister gaat bezuinigen1
  5. zich bevinden1
    • het eten staat op tafel1

Wiktionary: staan

staan
verb
  1. zich in verticale toestand van rust bevinden
staan
Cross Translation:
FromToVia
staan être be — occupy a place
staan indiquer; dire say — to indicate in a written form
staan être debout; se tenir debout stand — to support oneself on the feet in an erect position
staan y avoir; il y a there be — to exist

Verwante vertalingen van staat