Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uiteendrijven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uiteendrijven (Nederlands) in het Frans

uiteendrijven:

uiteendrijven werkwoord (drijf uiteen, drijft uiteen, dreef uiteen, dreven uiteen, uiteengedreven)

  1. uiteendrijven
    disperser; dissiper; disséminer; se disperser
    • disperser werkwoord (disperse, disperses, dispersons, dispersez, )
    • dissiper werkwoord (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, )
    • disséminer werkwoord (dissémine, dissémines, disséminons, disséminez, )
    • se disperser werkwoord

Conjugations for uiteendrijven:

o.t.t.
  1. drijf uiteen
  2. drijft uiteen
  3. drijft uiteen
  4. drijven uiteen
  5. drijven uiteen
  6. drijven uiteen
o.v.t.
  1. dreef uiteen
  2. dreef uiteen
  3. dreef uiteen
  4. dreven uiteen
  5. dreven uiteen
  6. dreven uiteen
v.t.t.
  1. heb uiteengedreven
  2. hebt uiteengedreven
  3. heeft uiteengedreven
  4. hebben uiteengedreven
  5. hebben uiteengedreven
  6. hebben uiteengedreven
v.v.t.
  1. had uiteengedreven
  2. had uiteengedreven
  3. had uiteengedreven
  4. hadden uiteengedreven
  5. hadden uiteengedreven
  6. hadden uiteengedreven
o.t.t.t.
  1. zal uiteendrijven
  2. zult uiteendrijven
  3. zal uiteendrijven
  4. zullen uiteendrijven
  5. zullen uiteendrijven
  6. zullen uiteendrijven
o.v.t.t.
  1. zou uiteendrijven
  2. zou uiteendrijven
  3. zou uiteendrijven
  4. zouden uiteendrijven
  5. zouden uiteendrijven
  6. zouden uiteendrijven
en verder
  1. ben uiteengedreven
  2. bent uiteengedreven
  3. is uiteengedreven
  4. zijn uiteengedreven
  5. zijn uiteengedreven
  6. zijn uiteengedreven
diversen
  1. drijf uiteen!
  2. drijft uiteen!
  3. uiteengedreven
  4. uiteendrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uiteendrijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disperser uiteendrijven rondstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; waaieren; zich verspreiden
dissiper uiteendrijven uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen; verbeuzelen; verdoen; verknoeien; verlummelen; verspillen
disséminer uiteendrijven uitstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden
se disperser uiteendrijven uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden

Wiktionary: uiteendrijven

uiteendrijven
verb
  1. een enkele kudde of menigte in meerdere delen opdelen door een drijvende beweging te maken
uiteendrijven