Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitslapen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitslapen (Nederlands) in het Frans

uitslapen:

uitslapen werkwoord (slaap uit, slaapt uit, sliep uit, sliepen uit, uitgeslapen)

  1. uitslapen

Conjugations for uitslapen:

o.t.t.
  1. slaap uit
  2. slaapt uit
  3. slaapt uit
  4. slapen uit
  5. slapen uit
  6. slapen uit
o.v.t.
  1. sliep uit
  2. sliep uit
  3. sliep uit
  4. sliepen uit
  5. sliepen uit
  6. sliepen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeslapen
  2. hebt uitgeslapen
  3. heeft uitgeslapen
  4. hebben uitgeslapen
  5. hebben uitgeslapen
  6. hebben uitgeslapen
v.v.t.
  1. had uitgeslapen
  2. had uitgeslapen
  3. had uitgeslapen
  4. hadden uitgeslapen
  5. hadden uitgeslapen
  6. hadden uitgeslapen
o.t.t.t.
  1. zal uitslapen
  2. zult uitslapen
  3. zal uitslapen
  4. zullen uitslapen
  5. zullen uitslapen
  6. zullen uitslapen
o.v.t.t.
  1. zou uitslapen
  2. zou uitslapen
  3. zou uitslapen
  4. zouden uitslapen
  5. zouden uitslapen
  6. zouden uitslapen
en verder
  1. ben uitgeslapen
  2. bent uitgeslapen
  3. is uitgeslapen
  4. zijn uitgeslapen
  5. zijn uitgeslapen
  6. zijn uitgeslapen
diversen
  1. slaap uit!
  2. slaapt uit!
  3. uitgeslapen
  4. uitslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitslapen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire la grasse matinée uitslapen

Wiktionary: uitslapen

uitslapen
verb
  1. 's ochtends langer slapen dan normaal
uitslapen
verb
  1. rester au lit après son réveil ou bien après l’heure habituelle ; dormir, se lever tard dans la matinée.
noun
  1. matinée qui se prolonge au lit après l’heure habituelle.

Cross Translation:
FromToVia
uitslapen faire la grasse matinée; cuver sleep in — to sleep late