Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verlatenheid (Nederlands) in het Frans

verlatenheid:


verlaten:

verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)

  1. verlaten (heengaan; vertrekken)
    partir; sortir; abandonner; quitter; se retirer; démissionner; se désaffilier; abdiquer; s'en aller
    • partir werkwoord (pars, part, partons, partez, )
    • sortir werkwoord (sors, sort, sortons, sortez, )
    • abandonner werkwoord (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, )
    • quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, )
    • se retirer werkwoord
    • démissionner werkwoord (démissionne, démissionnes, démissionnons, démissionnez, )
    • se désaffilier werkwoord
    • abdiquer werkwoord (abdique, abdiques, abdiquons, abdiquez, )
    • s'en aller werkwoord
  2. verlaten (afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen)
    prendre la mer; partir; quitter; quitter le port; embarquer; faire bagage; prendre le large; s'éloigner; s'en aller; s'absenter
    • prendre la mer werkwoord
    • partir werkwoord (pars, part, partons, partez, )
    • quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, )
    • quitter le port werkwoord
    • embarquer werkwoord (embarque, embarques, embarquons, embarquez, )
    • faire bagage werkwoord
    • prendre le large werkwoord
    • s'éloigner werkwoord
    • s'en aller werkwoord
    • s'absenter werkwoord
  3. verlaten (in de steek laten)
    abandonner; quitter
    • abandonner werkwoord (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, )
    • quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, )

Conjugations for verlaten:

o.t.t.
  1. verlaat
  2. verlaat
  3. verlaat
  4. verlaten
  5. verlaten
  6. verlaten
o.v.t.
  1. verliet
  2. verliet
  3. verliet
  4. verlieten
  5. verlieten
  6. verlieten
v.t.t.
  1. heb verlaten
  2. hebt verlaten
  3. heeft verlaten
  4. hebben verlaten
  5. hebben verlaten
  6. hebben verlaten
v.v.t.
  1. had verlaten
  2. had verlaten
  3. had verlaten
  4. hadden verlaten
  5. hadden verlaten
  6. hadden verlaten
o.t.t.t.
  1. zal verlaten
  2. zult verlaten
  3. zal verlaten
  4. zullen verlaten
  5. zullen verlaten
  6. zullen verlaten
o.v.t.t.
  1. zou verlaten
  2. zou verlaten
  3. zou verlaten
  4. zouden verlaten
  5. zouden verlaten
  6. zouden verlaten
diversen
  1. verlaat!
  2. verlaat!
  3. verlaten
  4. verlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlaten bijvoeglijk naamwoord

  1. verlaten (desolaat; eenzaam; afgezonderd)
    délaissé; désolé; abandonné

verlaten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verlaten
    l'abandon; la disparition

Vertaal Matrix voor verlaten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandon verlaten abnormaal beëindigen; afgezonderdheid; afstappen; afzien van; eenzaam gevoel; eenzaamheid; het achterlaten; hulpeloosheid; isolement; uitvallen; verlatenheid; verlating; wegvallen
disparition verlaten verdwijnen; verdwijning
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandonner heengaan; in de steek laten; verlaten; vertrekken afbestellen; afbreken; afgelasten; afhaken; afstand doen; afvallen; afzeggen; afzien; afzien van; annuleren; bedanken; danken; de brui geven aan; ermee uitscheiden; eruitstappen; gaan; heengaan; intrekken; nietig verklaren; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; staken; stoppen; uitscheiden; vertrekken; verwijderen; weggaan
abdiquer heengaan; verlaten; vertrekken aftreden; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; terugtrekken; uittreden; vallen; wegvallen
démissionner heengaan; verlaten; vertrekken aftreden; terugtrekken; uittreden
embarquer afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aan boord gaan; aan boord klimmen; inladen; inschepen; laden; scheep gaan; van wal gaan; van wal steken; verschepen
faire bagage afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afsteken; afvaren; wegvaren
partir afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; wegreizen; wegtrekken aanbreken; aanvangen; afreizen; afsteken; aftreden; afvaren; beginnen; bezwijken; doodgaan; een begin nemen; gaan; heengaan; inslapen; lopend weggaan; omkomen; opbreken; opstappen; overlijden; smeren; sneuvelen; starten; sterven; terugtrekken; uittreden; uitzeilen; vallen; van start gaan; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvallen; wegvaren; zich begeven
prendre la mer afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afsteken; afvaren; uitvaren; van wal gaan; wegvaren
prendre le large afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afvaren; uitvaren; van wal gaan
quitter afreizen; heengaan; in de steek laten; verdwijnen; verlaten; vertrekken; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsluiten; aftreden; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; terugtrekken; uittreden; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
quitter le port afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afvaren; uitvaren; van wal gaan
s'absenter afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
s'en aller afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; aftreden; afvaren; de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; het leger ontvluchten; inrukken; lopend weggaan; opbreken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; opstappen; smeren; terugtrekken; uittreden; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich uit de voeten maken
s'éloigner afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken evacueren; leegruimen; ontruimen; zich verwijderen
se désaffilier heengaan; verlaten; vertrekken
se retirer heengaan; verlaten; vertrekken afmarcheren; afrollen; aftreden; inrukken; laten inrukken; ontrollen; ontslag nemen; op de achtergrond treden; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; terugtreden; terugtrekken; uitrollen; uittreden; zich terugtrekken; zich verwijderen
sortir heengaan; verlaten; vertrekken de hort op gaan; eruit gaan; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; naar buiten halen; puilen; stappen; te voorschijn halen; uitgaan; uitgeven; uithalen; uitpuilen; voor de dag halen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
sortir uitkomen; uitstromen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandonné afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten buiten beheer; onbeheerd
délaissé afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten afgezonderd; hulpeloos; in quarantaine; onverzorgd; vereenzaamd; verwaarloosd; verwilderd; weerloos
désolé afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten pardon; sorry

Verwante woorden van "verlaten":


Verwante definities voor "verlaten":

  1. van iets of iemand weggaan1
    • de vluchteling moest zijn land verlaten1

Wiktionary: verlaten

verlaten
verb
  1. weggaan
  2. in de steek laten
  3. onverzorgd achterlaten
  4. overgieten
  5. zich laten gaan
  6. te laat komen
verlaten
verb
  1. Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
  2. Abandonner
  3. laisser seul. Il ne s’emploie guère qu’au participe passé.
  4. Traductions à trier suivant le sens
  5. laisser quelqu’un quelque part, se séparer de lui.
  6. verser un liquide d’un récipient dans un autre.
adjective
  1. Qui est inhabité ou qui n’est guère fréquenté.
  2. Qui est sans compagnie ; qui n’est point avec d’autres.

Cross Translation:
FromToVia
verlaten abandonné abandoned — forsaken, deserted
verlaten quitter depart — to go away from
verlaten déserter desert — to abandon
verlaten abandonné; perdu forlorn — left behind
verlaten abandonner; quitter; plaquer jilt — to jilt
verlaten → [[partir de]]; quitter leave — To depart from, end one's connection or affiliation with
verlaten quitter quit — to leave
verlaten maudit; anathématisé; réprouvé; excommunié; stigmatisé reprobate — rejected by god
verlaten recommander; prendre congé; tirer sa révérence empfehlen — (reflexiv) geh.|: zum Abschied zunächst einige Worte (förmlich) an jemanden richten um sich anschließend von diesem zu entfernen, fortzugehen
verlaten sortir; quitter; abandonner; délaisser verlasseneinen Ort verlassen: weggehen, sich entfernen
verlaten être en retard verspätenreflexiv: zu spät kommen, mit Verzögerung eintreffen