Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verlevendigen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verlevendigen (Nederlands) in het Frans

verlevendigen:

verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)

  1. verlevendigen (opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
    raviver; ranimer; aviver; vitaliser; vivifier; animer
    • raviver werkwoord (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • ranimer werkwoord (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • aviver werkwoord (avive, avives, avivons, avivez, )
    • vitaliser werkwoord
    • vivifier werkwoord (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, )
  2. verlevendigen (verfrissen; opfrissen; verkwikken)
    renouveler; rafraîchir; se rafraîchir
    • renouveler werkwoord (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • rafraîchir werkwoord (rafraîchis, rafraîchit, rafraîchissons, rafraîchissez, )
    • se rafraîchir werkwoord
  3. verlevendigen (opfrissen; verfrissen; verkwikken; verkoelen)
    rafraîchir; se rafraîchir
    • rafraîchir werkwoord (rafraîchis, rafraîchit, rafraîchissons, rafraîchissez, )
    • se rafraîchir werkwoord

Conjugations for verlevendigen:

o.t.t.
  1. verlevendig
  2. verlevendigt
  3. verlevendigt
  4. verlevendigen
  5. verlevendigen
  6. verlevendigen
o.v.t.
  1. verlevendigde
  2. verlevendigde
  3. verlevendigde
  4. verlevendigden
  5. verlevendigden
  6. verlevendigden
v.t.t.
  1. heb verlevendigd
  2. hebt verlevendigd
  3. heeft verlevendigd
  4. hebben verlevendigd
  5. hebben verlevendigd
  6. hebben verlevendigd
v.v.t.
  1. had verlevendigd
  2. had verlevendigd
  3. had verlevendigd
  4. hadden verlevendigd
  5. hadden verlevendigd
  6. hadden verlevendigd
o.t.t.t.
  1. zal verlevendigen
  2. zult verlevendigen
  3. zal verlevendigen
  4. zullen verlevendigen
  5. zullen verlevendigen
  6. zullen verlevendigen
o.v.t.t.
  1. zou verlevendigen
  2. zou verlevendigen
  3. zou verlevendigen
  4. zouden verlevendigen
  5. zouden verlevendigen
  6. zouden verlevendigen
diversen
  1. verlevendig!
  2. verlevendigt!
  3. verlevendigd
  4. verlevendigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verlevendigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animer activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opjutten; oppeppen; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; wakker schudden
aviver activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; bemoedigen; iets aanstoken; motiveren; oppoken; opporren; opstoken; poken; stimuleren; stoken; toemoedigen
rafraîchir opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen afkoelen; blij maken; dorst lessen; fleurig maken; hernieuwen; in goede staat brengen; koel worden; koelen; koud worden; laven; nieuw leven inblazen; opfleuren; opknappen; opluchten; opmonteren; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; renoveren; tooien; verfraaien; verkillen; verkoelen; verkwikken; verluchten; verversen; vrolijker worden; zich mooi maken
ranimer activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; bekomen; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; prikkelen; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; verfrissen; verkwikken; zich hervinden
raviver activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanmoedigen; activeren; bezielen; blij maken; fleurig maken; opfleuren; opmonteren; oppeppen; oprakelen; opwekken; stimuleren; ter sprake brengen; verkwikken; vrolijker worden
renouveler opfrissen; verfrissen; verkwikken; verlevendigen aflossen; beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; hervatten; herzien; in goede staat brengen; maken; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw beginnen; rechtzetten; remplaceren; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen; wederopbouwen
se rafraîchir opfrissen; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen afkoelen; koelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; verkillen; verkoelen; zich laven; zich opfrissen; zich opknappen; zich verfrissen; zich verkwikken; zijn dorst stillen
vitaliser activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
vivifier activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen

Wiktionary: verlevendigen

verlevendigen