Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vernieuwen (Nederlands) in het Frans

vernieuwen:

vernieuwen werkwoord (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)

  1. vernieuwen (remplaceren; vervangen; verwisselen; aflossen)
    remplacer; renouveler; replacer; changer; se substituer à; innover; remettre en place; rénover; remettre
    • remplacer werkwoord (remplace, remplaces, remplaçons, remplacez, )
    • renouveler werkwoord (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • replacer werkwoord (replace, replaces, replaçons, replacez, )
    • changer werkwoord (change, changes, changeons, changez, )
    • se substituer à werkwoord
    • innover werkwoord (innove, innoves, innovons, innovez, )
    • remettre en place werkwoord
    • rénover werkwoord (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, )
    • remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, )
  2. vernieuwen (renoveren; hernieuwen; herstellen; verbeteren)
    renouveler; rénover; remettre en état; changer; se substituer à
    • renouveler werkwoord (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • rénover werkwoord (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, )
    • remettre en état werkwoord
    • changer werkwoord (change, changes, changeons, changez, )
    • se substituer à werkwoord
  3. vernieuwen (herstellen; repareren)
    réparer; rétablir
    • réparer werkwoord (répare, répares, réparons, réparez, )
    • rétablir werkwoord (rétablis, rétablit, rétablissons, rétablissez, )
  4. vernieuwen
    actualiser
    • actualiser werkwoord (actualise, actualises, actualisons, actualisez, )

Conjugations for vernieuwen:

o.t.t.
  1. vernieuw
  2. vernieuwt
  3. vernieuwt
  4. vernieuwen
  5. vernieuwen
  6. vernieuwen
o.v.t.
  1. vernieuwde
  2. vernieuwde
  3. vernieuwde
  4. vernieuwden
  5. vernieuwden
  6. vernieuwden
v.t.t.
  1. heb vernieuwd
  2. hebt vernieuwd
  3. heeft vernieuwd
  4. hebben vernieuwd
  5. hebben vernieuwd
  6. hebben vernieuwd
v.v.t.
  1. had vernieuwd
  2. had vernieuwd
  3. had vernieuwd
  4. hadden vernieuwd
  5. hadden vernieuwd
  6. hadden vernieuwd
o.t.t.t.
  1. zal vernieuwen
  2. zult vernieuwen
  3. zal vernieuwen
  4. zullen vernieuwen
  5. zullen vernieuwen
  6. zullen vernieuwen
o.v.t.t.
  1. zou vernieuwen
  2. zou vernieuwen
  3. zou vernieuwen
  4. zouden vernieuwen
  5. zouden vernieuwen
  6. zouden vernieuwen
diversen
  1. vernieuw!
  2. vernieuwt!
  3. vernieuwd
  4. verniewend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vernieuwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
actualiser vernieuwen bijwerken; query opnieuw uitvoeren; updaten
changer aflossen; hernieuwen; herstellen; remplaceren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verwisselen afwisselen; amenderen; converteren; doen buigen; door elkaar schudden; herzien; husselen; hutselen; inruilen; inwisselen; kenteren; modificeren; ombuigen; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; overstappen; reorganiseren; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; vervormen; verwisselen; wijzigen; wisselen
innover aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
remettre aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen aangeven; aanreiken; afgeven; bijschenken; bijtanken; bijvullen; distribueren; doorgeven; geven; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; overleveren; reiken; restitueren; retourneren; ronddelen; schenken; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugleggen; terugplaatsen; terugzenden; terugzetten; toesteken; uitreiken; verdagen; verdelen; verder reiken; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
remettre en place aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; inschuiven; naar elkaar toe schuiven; terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
remettre en état hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen fiksen; goedmaken; herstellen; innoveren; maken; rechtzetten; repareren; restaureren; wederopbouwen
remplacer aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen inspringen; invallen; invallen voor iemand; negeren; overschrijven; remplaceren; vervangen
renouveler aflossen; hernieuwen; herstellen; remplaceren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verwisselen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; hervatten; herzien; in goede staat brengen; maken; nieuw leven inblazen; opfrissen; opknappen; opnieuw beginnen; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; verversen; wederopbouwen
replacer aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen achteruitzetten; degraderen; herbenoemen; herkiezen; herplaatsen; in rang verlagen; opnieuw benoemen; terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
rénover aflossen; hernieuwen; herstellen; remplaceren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verwisselen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herzien; in goede staat brengen; innoveren; maken; nieuw leven inblazen; opknappen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vertimmeren; wederopbouwen
réparer herstellen; repareren; vernieuwen aanpassen; bijspijkeren; bijstellen; boeten; fiksen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; inhalen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtstrijken; rechtzetten; repareren; verstellen
rétablir herstellen; repareren; vernieuwen beteren; fiksen; genezen van ziekte; goedmaken; helen; herstellen; hervinden; in orde brengen; in orde maken; leven beteren; maken; opnieuw instellen; rechtzetten; repareren; terugkeren; terugvinden
se substituer à aflossen; hernieuwen; herstellen; remplaceren; renoveren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
- innoveren

Synoniemen voor "vernieuwen":


Verwante definities voor "vernieuwen":

  1. nieuwe produkten, technieken etc. gaan gebruiken1
    • dit bedrijf vernieuwt regelmatig1
  2. nieuw maken1
    • de inrichting van zijn huis is helemaal vernieuwd1

Wiktionary: vernieuwen

vernieuwen
verb
  1. bij de tijd brengen
vernieuwen
Cross Translation:
FromToVia
vernieuwen renouveler renew — to make new again