Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. verprutsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verprutsen (Nederlands) in het Frans

verprutsen:

verprutsen werkwoord (verpruts, verprutst, verprutste, verprutsten, verprutst)

  1. verprutsen
    bousiller; gâcher
    • bousiller werkwoord (bousille, bousilles, bousillons, bousillez, )
    • gâcher werkwoord (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )

Conjugations for verprutsen:

o.t.t.
  1. verpruts
  2. verprutst
  3. verprutst
  4. verprutsen
  5. verprutsen
  6. verprutsen
o.v.t.
  1. verprutste
  2. verprutste
  3. verprutste
  4. verprutsten
  5. verprutsten
  6. verprutsten
v.t.t.
  1. heb verprutst
  2. hebt verprutst
  3. heeft verprutst
  4. hebben verprutst
  5. hebben verprutst
  6. hebben verprutst
v.v.t.
  1. had verprutst
  2. had verprutst
  3. had verprutst
  4. hadden verprutst
  5. hadden verprutst
  6. hadden verprutst
o.t.t.t.
  1. zal verprutsen
  2. zult verprutsen
  3. zal verprutsen
  4. zullen verprutsen
  5. zullen verprutsen
  6. zullen verprutsen
o.v.t.t.
  1. zou verprutsen
  2. zou verprutsen
  3. zou verprutsen
  4. zouden verprutsen
  5. zouden verprutsen
  6. zouden verprutsen
diversen
  1. verpruts!
  2. verprutst!
  3. verprutst
  4. verprutsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verprutsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bousiller verprutsen afbreken; bederven; breken; fröbelen; kapotmaken; klungelen; klunzen; knoeien; knutselen; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; prutsen; slopen; stukmaken; stuntelen; uit elkaar halen; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken
gâcher verprutsen aanklooien; aanrommelen; aanrotzooien; bederven; corrumperen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; ontbinden; prutsen; rotten; rotzooien; scharrelen; schiften; stukmaken; stuntelen; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verderven; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verloederen; verpesten; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden

Wiktionary: verprutsen

verprutsen
Cross Translation:
FromToVia
verprutsen rater; saccager botch — to perform (a task) in an unacceptable or incompetent manner
verprutsen gâter; gâcher spoil — ruin