Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aandringen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aandringen (Nederlands) in het Frans

aandringen:

aandringen werkwoord (dring aan, dringt aan, drong aan, drongen aan, aangedrongen)

  1. aandringen (aanhouden; op iets aandringen)
    insister sur qc; presser; imposer; pousser
    • insister sur qc werkwoord
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • imposer werkwoord (impose, imposes, imposons, imposez, )
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
  2. aandringen
    insister; pousser; solliciter
    • insister werkwoord (insiste, insistes, insistons, insistez, )
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • solliciter werkwoord (sollicite, sollicites, sollicitons, sollicitez, )
  3. aandringen (zeuren; drammen; doordrukken; doordrammen)
    barber; raser; casser les pieds; assommer
    • barber werkwoord
    • raser werkwoord (rase, rases, rasons, rasez, )
    • casser les pieds werkwoord
    • assommer werkwoord (assomme, assommes, assommons, assommez, )

Conjugations for aandringen:

o.t.t.
  1. dring aan
  2. dringt aan
  3. dringt aan
  4. dringen aan
  5. dringen aan
  6. dringen aan
o.v.t.
  1. drong aan
  2. drong aan
  3. drong aan
  4. drongen aan
  5. drongen aan
  6. drongen aan
v.t.t.
  1. heb aangedrongen
  2. hebt aangedrongen
  3. heeft aangedrongen
  4. hebben aangedrongen
  5. hebben aangedrongen
  6. hebben aangedrongen
v.v.t.
  1. had aangedrongen
  2. had aangedrongen
  3. had aangedrongen
  4. hadden aangedrongen
  5. hadden aangedrongen
  6. hadden aangedrongen
o.t.t.t.
  1. zal aandringen
  2. zult aandringen
  3. zal aandringen
  4. zullen aandringen
  5. zullen aandringen
  6. zullen aandringen
o.v.t.t.
  1. zou aandringen
  2. zou aandringen
  3. zou aandringen
  4. zouden aandringen
  5. zouden aandringen
  6. zouden aandringen
diversen
  1. dring aan!
  2. dringt aan!
  3. aangedrongen
  4. aandringende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aandringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer forceren; opdringen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assommer aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren donderjagen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
barber aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren
casser les pieds aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren donderjagen
imposer aandringen; aanhouden; op iets aandringen aanvallen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; opleggen; opzadelen; overvallen
insister aandringen accentueren; benadrukken; opdringen
insister sur qc aandringen; aanhouden; op iets aandringen
pousser aandringen; aanhouden; op iets aandringen aandrijven; aanduwen; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
presser aandringen; aanhouden; op iets aandringen aandrukken; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
raser aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren afbreken; breken; donderjagen; ergens uitscheuren; neerhalen; omverhalen; scheren; slopen; uit elkaar halen; wegscheren
solliciter aandringen aanvragen; aanzoeken; beroep doen op; bevragen; rekwestreren; solliciteren; uitnodigen; verzoeken; vragen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
imposer imponeren

Wiktionary: aandringen


Verwante vertalingen van aandringen