Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aaneenschakelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aaneenschakelen (Nederlands) in het Frans

aaneenschakelen:

aaneenschakelen werkwoord (schakel aaneen, schakelt aaneen, schakelde aaneen, schakelden aaneen, aaneengeschakeld)

  1. aaneenschakelen (verbinden; samenvoegen; koppelen)
    joindre; lier; enchaîner
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
  2. aaneenschakelen
    enchaîner
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )

Conjugations for aaneenschakelen:

o.t.t.
  1. schakel aaneen
  2. schakelt aaneen
  3. schakelt aaneen
  4. schakelen aaneen
  5. schakelen aaneen
  6. schakelen aaneen
o.v.t.
  1. schakelde aaneen
  2. schakelde aaneen
  3. schakelde aaneen
  4. schakelden aaneen
  5. schakelden aaneen
  6. schakelden aaneen
v.t.t.
  1. heb aaneengeschakeld
  2. hebt aaneengeschakeld
  3. heeft aaneengeschakeld
  4. hebben aaneengeschakeld
  5. hebben aaneengeschakeld
  6. hebben aaneengeschakeld
v.v.t.
  1. had aaneengeschakeld
  2. had aaneengeschakeld
  3. had aaneengeschakeld
  4. hadden aaneengeschakeld
  5. hadden aaneengeschakeld
  6. hadden aaneengeschakeld
o.t.t.t.
  1. zal aaneenschakelen
  2. zult aaneenschakelen
  3. zal aaneenschakelen
  4. zullen aaneenschakelen
  5. zullen aaneenschakelen
  6. zullen aaneenschakelen
o.v.t.t.
  1. zou aaneenschakelen
  2. zou aaneenschakelen
  3. zou aaneenschakelen
  4. zouden aaneenschakelen
  5. zouden aaneenschakelen
  6. zouden aaneenschakelen
diversen
  1. schakel aaneen!
  2. schakelt aaneen!
  3. aaneengeschakeld
  4. aaneenschakelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aaneenschakelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aaneenschakelen
    l'enchaînement

Vertaal Matrix voor aaneenschakelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enchaînement aaneenschakelen aaneenschakeling; halssieraad; keten; ketting; samentrekking; samenvoeging; schakeling; snoer
joindre aanlassen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
enchaîner aaneenschakelen; koppelen; samenvoegen; verbinden aanhouden; arresteren; binden; boeien; fascineren; gevangennemen; gijzelen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; inrekenen; intrigeren; ketenen; kluisteren; koppelen; oppakken; ordenen; paren; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
joindre aaneenschakelen; koppelen; samenvoegen; verbinden aaneenlassen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; binden; boeien; bundelen; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; ketenen; kluisteren; koppelen; lassen; meegeven; meesturen; meezenden; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen
lier aaneenschakelen; koppelen; samenvoegen; verbinden aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aangaan; aanknopen; afbinden; afsnoeren; bevestigen; binden; boeien; boekbinden; dichtbinden; ergens aan bevestigen; fascineren; inbinden; intrigeren; ketenen; kluisteren; knevelen; knopen; koppelen; onderling verbinden; strikken; toebinden; van verband voorzien; vastbinden; vastknopen; vastleggen; vastmaken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
enchaînement tekstdoorloop

Wiktionary: aaneenschakelen

aaneenschakelen
verb
  1. programmation|fr enchaîner, c’est-à-dire mettre bout à bout deux chaînes de caractères de manière à en former une troisième.
  2. lier quelqu’un avec une chaîne ou attacher quelqu’un avec des chaîner à quelque chose.
  3. approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

Cross Translation:
FromToVia
aaneenschakelen enchaîner; concaténer concatenate — link together