Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanwezigheid:
  2. aanwezig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanwezigheid (Nederlands) in het Frans

aanwezigheid:

aanwezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanwezigheid (bijzijn; tegenwoordigheid)
    la présence
  2. de aanwezigheid

Vertaal Matrix voor aanwezigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
présence aanwezigheid; bijzijn; presentie; tegenwoordigheid bestaan; existentie; leven; zijn
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
informations de présence aanwezigheid

Verwante woorden van "aanwezigheid":


Wiktionary: aanwezigheid

aanwezigheid
noun
  1. het aanwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
aanwezigheid
Cross Translation:
FromToVia
aanwezigheid présence presence — fact or condition of being present

aanwezig:

aanwezig bijvoeglijk naamwoord

  1. aanwezig (present!; tegenwoordig)
    présent!
  2. aanwezig (voorradig; in voorraad; voorhanden; op voorraad)
    disponible; en stock; en magasin; en réserve

Vertaal Matrix voor aanwezig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disponible aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbaar; beschikbare; disponibel; gereed; in de handel; in de handel verkrijgbaar; klaar; leverbaar; op voorraad; paraat; te koop; vacant; verkrijgbaar
en stock aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare; in voorraad; leverbaar; op voorraad; verkrijgbaar
- present
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
disponible beschikbaar
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
en magasin aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare; leverbaar; op voorraad; verkrijgbaar
en réserve aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare
présent! aanwezig; present!; tegenwoordig

Verwante woorden van "aanwezig":


Synoniemen voor "aanwezig":


Antoniemen van "aanwezig":


Verwante definities voor "aanwezig":

  1. wie ergens is1
    • alle leerlingen waren aanwezig vandaag1

Wiktionary: aanwezig

aanwezig
adjective
  1. tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
aanwezig
adjective
  1. Là où l’on est

Cross Translation:
FromToVia
aanwezig présent; présente present — in the immediate vicinity

Verwante vertalingen van aanwezigheid